ECLI:NL:RVS:2008:BG4700

Raad van State

Datum uitspraak
19 november 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200801004/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • H. Troostwijk
  • P. Lodder
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering vrijstelling voor bouwen tweede eengezinswoning in Waalwijk

In deze zaak heeft de Raad van State op 19 november 2008 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een appellant tegen de gemeente Waalwijk. De appellant had verzocht om vrijstelling voor het bouwen van een tweede eengezinswoning op een perceel in Waalwijk. De gemeente had eerder, op 21 december 2006, deze vrijstelling geweigerd. De appellant had bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar de raad verklaarde dit bezwaar ongegrond. Ook het college van burgemeester en wethouders weigerde een bouwvergunning voor het bouwplan. De rechtbank Breda verklaarde het beroep van de appellant tegen deze besluiten op 27 december 2007 ongegrond. Hierop volgde het hoger beroep bij de Raad van State, dat op 6 februari 2008 werd ingediend.

De Raad van State heeft in zijn overwegingen gekeken naar het bestemmingsplan "Buitengebied 1983", waaruit blijkt dat op het perceel de bestemming "Woondoeleinden" rust. Volgens de planvoorschriften is op grond met deze bestemming uitsluitend één eengezinswoning toegestaan. De Raad oordeelde dat het bouwplan in strijd is met het bestemmingsplan, omdat de woning op het perceel niet in de weg staat aan het bouwen van een woning, aangezien het een apart bouwperceel betreft. De rechtbank had eerder al geoordeeld dat de nieuwe woning in strijd is met het bestemmingsplan, en de Raad van State bevestigde deze conclusie.

Daarnaast werd het betoog van de appellant dat de raad vrijstelling had moeten verlenen, verworpen. De Raad stelde vast dat de wetgeving niet verplicht dat de raad vrijstelling verleent bij overschrijding van de termijn voor herziening van het bestemmingsplan. De Raad van State concludeerde dat het hoger beroep ongegrond was en bevestigde de uitspraak van de rechtbank. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

200801004/1.
Datum uitspraak: 19 november 2008
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant]j, wonend te [woonplaats], gemeente Waalwijk,
tegen de uitspraak in zaken nrs. 07/2842 en 07/2844 van de rechtbank Breda van 27 december 2007 in het geding tussen:
[appellant]
en
1) de raad van de gemeente Waalwijk,
2) het college van burgemeester en wethouders van Waalwijk.
1. Procesverloop
Bij besluit van 21 december 2006 heeft de raad van de gemeente Waalwijk (hierna: de raad) geweigerd om aan appellant (hierna: [appellant]) vrijstelling te verlenen voor het bouwen van een tweede eengezinswoning op het perceel [locatie] te [plaats] (hierna: het perceel).
Bij besluit van 16 januari 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Waalwijk (hierna: het college) geweigerd voor dit bouwplan een bouwvergunning eerste fase te verlenen.
Bij besluit van 7 juni 2007 heeft de raad het door [appellant] gemaakte bezwaar tegen het besluit van de raad van 21 december 2006 ongegrond verklaard, onder aanvulling van de motivering.
Bij besluit van 14 juni 2007 heeft het college het door [appellant] gemaakte bezwaar tegen het besluit van het college van 16 januari 2007 ongegrond verklaard, onder aanvulling van de motivering.
Bij uitspraak van 27 december 2007, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Breda (hierna: de rechtbank) het tegen deze besluiten door [appellant] ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 6 februari 2008, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 4 februari 2008.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 21 oktober 2008, waar [appellant], bijgestaan door mr. drs. J.P. de Man, advocaat te Rosmalen, en de raad en het college, vertegenwoordigd door mr. J.W.P. Lubberding, ambtenaar in dienst van de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge het bestemmingsplan "Buitengebied 1983" (hierna: het bestemmingsplan) rust op het perceel de bestemming "Woondoeleinden".
Ingevolge artikel 19, eerste lid, van de planvoorschriften is op grond met die bestemming uitsluitend één eengezinswoning toegestaan.
Ingevolge artikel 40, van de planvoorschriften, voor zover thans van belang, mag een bouwwerk, dat op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpplan bestond en dat afwijkt van dit plan gedeeltelijk worden vernieuwd, veranderd en voor zover het een gebouw betreft naar inhoud met maximaal 10% worden vergroot, met dien verstande, dat het bouwwerk naar zijn aard blijft binnen de categorie, waartoe het behoort, dan wel zodanig van categorie wijzigt, dat het daardoor (meer) in overeenstemming wordt gebracht met het plan en geen andere afwijkingen van het plan ontstaan.
2.2. [appellant] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat het bouwplan niet in strijd is met het bestemmingsplan. Hij voert daartoe aan dat de woning op perceel [locatie] niet in de weg staat aan het bouwen van een woning op het perceel, nu dat een apart bouwperceel is en daarom onderscheiden moet worden van perceel [locatie].
2.2.1. Bij de uitspraak van 26 september 2007, in zaak nr.
200700530/1heeft de Afdeling reeds overwogen dat de woning [locatie] zich grotendeels bevindt in en derhalve behoort tot het bestemmingsvlak "Woondoeleinden", waardoor het bouwen van een nieuwe woning in strijd is met het bestemmingsplan. Nu het bouwplan in de voorliggende zaak in zoverre overeenkomt met het bouwplan waarover bij voornoemde uitspraak van de Afdeling is geoordeeld, heeft de rechtbank, onder verwijzing naar die uitspraak, terecht geen grond gezien om thans anders te oordelen.
De rechtbank heeft voorts op goede gronden geoordeeld dat het overgangsrecht niet van toepassing is. De omstandigheid dat de nieuwe woning volgens het bouwplan wordt voorzien op de fundamenten van de oude woning met schuur en een deel van de wanden van die oude woning onderdeel zullen worden van de nieuwe woning, betekent niet dat sprake is van een gedeeltelijke vernieuwing. De uiterlijke verschijningsvormen van de nieuwe woning is geheel anders dan het voorheen bestaande gebouw. Verder heeft de rechtbank terecht overwogen dat ook de toename van het bouwvolume van meer dan 10% aan toepassing van het overgangsrecht in de weg staat. Het betoog faalt.
2.3. Voor zover [appellant] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat de raad vrijstelling als bedoeld in artikel 19, eerste lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: WRO) niet had mogen weigeren, omdat hij anders ten onrechte de negatieve gevolgen ondervindt van de omstandigheid dat de raad het bestemmingsplan niet tijdig heeft herzien, is dat betoog tevergeefs. Artikel 33 van de WRO heeft geen andere strekking dan dat een bestemmingsplan eenmaal in de 10 jaar wordt herzien en niet dat de raad bij overschrijding van die termijn gehouden is vrijstelling te verlenen. Nu voor het gebied geen voorbereidingsbesluit geldt of een ontwerp voor een herziening ter inzage is gelegd, staat artikel 19, vierde lid, van de WRO in de weg aan het verlenen van vrijstelling krachtens het eerste lid. Voorts is evenmin gebleken dat [appellant] heeft verzocht om een voorbereidingsbesluit te nemen.
2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. H. Troostwijk, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P. Lodder, ambtenaar van Staat.
w.g. Troostwijk w.g. Lodder
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 19 november 2008
17-560.