ECLI:NL:RVS:2008:BG5304
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- H. Troostwijk
- J.W. Prins
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in hoger beroep tegen boete opgelegd aan verzoekster wegens overtreding van de Wet arbeid vreemdelingen
In deze zaak heeft de Raad van State op 17 november 2008 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een hoger beroep. De verzoekster, een onderneming, had een boete van € 16.000,00 opgelegd gekregen door de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid wegens overtreding van artikel 2, eerste lid, van de Wet arbeid vreemdelingen. De verzoekster had bezwaar gemaakt tegen deze boete, maar dit bezwaar werd ongegrond verklaard door de minister. De rechtbank Breda had het beroep van de verzoekster gegrond verklaard, maar de rechtsgevolgen van het besluit bleven in stand.
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak heeft het verzoek om een voorlopige voorziening behandeld op 6 november 2008. De verzoekster stelde dat het innen van de boete tijdens het hoger beroep zou leiden tot grote financiële problemen. Echter, de verzoekster kon niet aannemelijk maken dat zij in een financiële noodsituatie zou komen. De minister had aangegeven bereid te zijn een betalingsregeling te treffen, waarbij de betaling van de boete over een periode van 24 tot 36 maanden kon worden gespreid. De voorzitter concludeerde dat er geen spoedeisend belang was voor het inwilligen van het verzoek en wees het verzoek af.
De beslissing werd genomen zonder proceskostenveroordeling, en de uitspraak werd openbaar gemaakt op dezelfde datum.