ECLI:NL:RVS:2008:BG5324

Raad van State

Datum uitspraak
20 november 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200806242/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • R.J. Hoekstra
  • E.M. Ouwehand
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Goedkeuring bestemmingsplan Arnhem met betrekking tot bijzondere woonvormen

Op 20 november 2008 heeft de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening van een verzoeker tegen het besluit van het college van gedeputeerde staten van Gelderland. Dit besluit, genomen op 18 juli 2008, betrof de goedkeuring van het bestemmingsplan 'Aan- en bijgebouwen, Wonen en (Mantel)zorg', vastgesteld door de raad van de gemeente Arnhem op 25 februari 2008. De verzoeker vorderde een voorlopige voorziening omdat hij vreesde voor onomkeerbare gevolgen van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan, specifiek met betrekking tot de definitie van 'bijzondere woonvorm'. De voorzitter heeft het verzoek behandeld op 7 november 2008, waarbij de verzoeker en vertegenwoordigers van het college en de raad aanwezig waren. De voorzitter oordeelde dat de vrees van de verzoeker voor onomkeerbare gevolgen niet gerechtvaardigd was, aangezien het gebruik van een bestaande woning voor een bijzondere woonvorm na de inwerkingtreding van het plan niet tot een juridisch onomkeerbare situatie leidt. De voorzitter concludeerde dat er op dat moment geen spoedeisend belang was bij het treffen van een voorlopige voorziening en wees het verzoek af. Tevens werd er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

200806242/2.
Datum uitspraak: 20 november 2008
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoeker], wonend te [woonplaats],
en
het college van gedeputeerde staten van Gelderland,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 18 juli 2008 heeft het college van gedeputeerde staten van Gelderland (hierna: het college) besloten over de goedkeuring van het door de raad van de gemeente Arnhem (hierna: de raad) bij besluit van 25 februari 2008 vastgestelde bestemmingsplan "Aan- en bijgebouwen, Wonen en (Mantel)zorg" (hierna: het plan).
Tegen dit besluit heeft [verzoeker] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 13 augustus 2008, beroep ingesteld.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 13 augustus 2008, heeft [verzoeker] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 7 november 2008, waar [verzoeker] in persoon, en het college, vertegenwoordigd door
P.G.A.L. Evers, ambtenaar in dienst van de provincie, zijn verschenen. Verder is de raad, vertegenwoordigd door mr. I.M. van Haaften,
mr. J.W. van der Bij en L. Ram, als partij gehoord.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Ingevolge artikel 2, onder 1.1., van de voorschriften behorende bij het plan, dat een zogenoemd parapluplan betreft dat betrekking heeft op alle bestemmingsplannen in Arnhem die in de afgelopen 10 jaren zijn vastgesteld en waarin de woonbestemming voorkomt, wordt aan de definitiebepalingen de volgende bepaling toegevoegd:
"bijzondere woonvorm:
een woonvorm waar bewoners nagenoeg zelfstandig wonen met (voorzieningen voor) verzorging en begeleiding (ook 24-uurs begeleiding); maar niet therapeutisch behandeld worden."
Ingevolge artikel 2, onder 1.2., van de planvoorschriften wordt aan de definitiebepaling de volgende bepaling toegevoegd:
"wonen/woondoeleinden:
voor de werking van dit bestemmingsplan wordt onder wonen/woondoeleinden in ieder geval begrepen bijzondere woonvormen."
2.3. Het verzoek om voorlopige voorziening van [verzoeker] heeft betrekking op de goedkeuring van het plan, voor zover het ziet op de definitie van bijzondere woonvorm zoals opgenomen in artikel 2, onder 1.1., van de planvoorschriften. [verzoeker] vreest voor onomkeerbare gevolgen ten gevolge van de inwerkingtreding van dit plandeel.
2.4. De vrees dat hangende de beroepsprocedure bij de Afdeling een bestaande woning zal worden gebruikt voor een bijzondere woonvorm, waar thans nog geen sprake van is, brengt geen onomkeerbare situatie met zich mee. Tegen gebruik (zonder bouw- of aanlegvergunning) dat aanvangt na de inwerkingtreding van het plan en dat daarmee in overeenstemming is kan immers, indien het besluit tot goedkeuring van het plan wordt vernietigd, worden opgetreden als het niet in overeenstemming is met het planologisch regime dat na de vernietiging geldt. De inwerkingtreding van het plan leidt in zoverre niet tot een juridisch onomkeerbare situatie.
2.5. Onder deze omstandigheden is de voorzitter van oordeel dat het in werking treden van het plan op dit moment geen directe gevolgen heeft voor de positie van [verzoeker] en hij daarom op dit moment geen spoedeisend belang heeft bij het treffen van een voorlopige voorziening.
2.6. Gelet op het vorenstaande dient het verzoek van [verzoeker] te worden afgewezen.
2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. R.J. Hoekstra, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. E.M. Ouwehand, ambtenaar van Staat.
w.g. Hoekstra w.g. Ouwehand
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 20 november 2008
224