ECLI:NL:RVS:2008:BG5328

Raad van State

Datum uitspraak
26 november 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200800419/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een revisievergunning voor een veehouderij en de beoordeling van beroepsgronden

In deze zaak gaat het om de toewijzing van een revisievergunning door het college van burgemeester en wethouders van Tubbergen aan een vergunninghouder voor een veehouderij. Het besluit tot verlening van de vergunning werd genomen op 7 december 2007 en ter inzage gelegd op 12 december 2007. Tegen dit besluit hebben appellanten, wonend in de gemeente Tubbergen, op 16 januari 2008 beroep ingesteld bij de Raad van State. De appellanten hebben hun gronden aangevuld in een brief van 29 februari 2008. Het college heeft een verweerschrift ingediend en de zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige kamer.

De zitting vond plaats op 14 november 2008, waar de appellanten, bijgestaan door een gemachtigde, en het college, vertegenwoordigd door S.A.J. Scheepers, aanwezig waren. De appellanten hebben zich in hun beroepschrift beperkt tot het herhalen van eerder ingediende zienswijzen met betrekking tot stankhinder, geluidhinder, het ontbreken van een wasplaats en de ontoereikendheid van de kadaverplaats. Het college heeft in het bestreden besluit gereageerd op deze zienswijzen, maar de appellanten hebben geen nieuwe argumenten aangedragen die de reactie van het college onjuist zouden maken. Hierdoor werd het beroep in dit opzicht ongegrond verklaard.

Daarnaast hebben de appellanten aangevoerd dat er zonder de vereiste vergunningen meerdere gebouwen zijn gesloopt en nieuwe gebouwen zijn opgericht. De Afdeling oordeelt dat deze gronden niet relevant zijn voor de bescherming van het milieu zoals bedoeld in de Wet milieubeheer, en daarom niet kunnen slagen. Uiteindelijk verklaart de Afdeling het beroep van de appellanten ongegrond en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan in naam der Koningin op 26 november 2008.

Uitspraak

200800419/1.
Datum uitspraak: 26 november 2008
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellanten], wonend te [woonplaats], gemeente Tubbergen,
en
het college van burgemeester en wethouders van Tubbergen,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 7 december 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders van Tubbergen (hierna: het college) aan [vergunninghouder] een revisievergunning als bedoeld in artikel 8.4, eerste lid, van de Wet milieubeheer verleend voor een veehouderij aan de [locatie] te [plaats]. Dit besluit is op 12 december 2007 ter inzage gelegd.
Tegen dit besluit hebben [appellanten] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 16 januari 2008, beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 29 februari 2008.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 14 november 2008, waar [appellanten], van wie [appellant] in persoon, bijgestaan door [gemachtigde], en het college, vertegenwoordigd door S.A.J. Scheepers, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. [appellanten] hebben zich in het beroepschrift, wat betreft de gronden over stankhinder, geluidhinder, het niet aanwezig zijn van een wasplaats en het ontoereikend zijn van de kadaverplaats, beperkt tot het herhalen van de over het ontwerp van het besluit naar voren gebrachte zienswijzen. In het bestreden besluit heeft het college zijn reactie op de zienswijzen gegeven. [appellanten] hebben noch in het beroepschrift noch ter zitting redenen aangevoerd waarom deze reactie onjuist zou zijn. Ook voor het overige zijn daarvoor geen gronden. Het beroep is in zoverre ongegrond.
2.2. Voor zover [appellanten] aanvoeren dat er meerdere gebouwen gedeeltelijk zijn gesloopt en dat er beton is gestort en gebouwen zijn opgericht zonder de vereiste vergunningen overweegt de Afdeling dat deze gronden geen betrekking hebben op het belang van de bescherming van het milieu in de zin van artikel 8.10 van de Wet milieubeheer en reeds om die reden niet kunnen slagen.
2.3. Het beroep van [appellanten] is ongegrond.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J.H. van Kreveld, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J. Fransen, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Kreveld w.g. Fransen
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 26 november 2008
407-576.