ECLI:NL:RVS:2008:BG5347

Raad van State

Datum uitspraak
26 november 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200801181/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • D.A.C. Slump
  • A.J. Soede
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering bouwvergunning voor vergroting stalling in strijd met bestemmingsplan

In deze zaak heeft het college van burgemeester en wethouders van Emmen op 4 januari 2006 geweigerd om aan [appellant] een bouwvergunning te verlenen voor het vergroten van een stalling op het perceel [locatie] te [plaats]. Dit besluit werd door het college onderbouwd met het argument dat het bouwplan in strijd was met het geldende bestemmingsplan, dat een maximum van 100 m² voor aan- en bijgebouwen hanteert. De rechtbank Assen verklaarde het beroep van [appellant] op 3 januari 2008 ongegrond, waarop [appellant] hoger beroep instelde bij de Raad van State.

Tijdens de zitting op 28 oktober 2008 werd de zaak behandeld. [appellant] betoogde dat het college ten onrechte het woondeel van 42 m² als aanbouw had aangemerkt, en dat de woning als één geheel moest worden beschouwd. De Raad van State oordeelde dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat het college het woondeel als aanbouw kon aanmerken. De Raad stelde vast dat het bouwplan geen overschrijding van het maximum van 100 m² voor aan- en bijgebouwen met zich meebracht, en dat het college om deze reden de vergunning niet had mogen weigeren.

De Raad van State verklaarde het hoger beroep gegrond, vernietigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroep van [appellant] alsnog gegrond. Het college werd veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht aan [appellant]. De uitspraak werd openbaar gedaan op 26 november 2008.

Uitspraak

200801181/1.
Datum uitspraak: 26 november 2008
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak in zaak nr. 06/983 van de rechtbank Assen van 3 januari 2008 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Emmen.
1. Procesverloop
Bij besluit van 4 januari 2006 heeft het college van burgemeester en wethouders van Emmen (hierna: het college) geweigerd aan [appellant] bouwvergunning te verlenen voor het vergroten van een stalling op het perceel [locatie] te [plaats] (hierna: het perceel).
Bij besluit van 23 juni 2006 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 3 januari 2008, verzonden op 10 januari 2008, heeft de rechtbank Assen (hierna: de rechtbank) het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 15 februari 2008, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] heeft nadere stukken ingediend. Deze zijn aan de andere partij toegezonden.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 28 oktober 2008, waar [appellant], bijgestaan door mr. drs. J.A. van 't Slot, en het college, vertegenwoordigd door J. van der Veen, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Aan [appellant] is in oktober 1990 vergunning onder vrijstelling als bedoeld in artikel 19, derde lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: WRO) verleend voor de bouw van een woning op het perceel. De woning bestaat uit twee geschakelde woondelen: een woondeel met een oppervlak van 96 m² en een woondeel met een oppervlakte van 42 m². Op 30 maart 2001 is aan [appellant] tevens vergunning onder vrijstelling als bedoeld in artikel 19, derde lid, van de WRO verleend voor het oprichten van een vrijstaande stalling met een oppervlakte van 64 m². Het bouwplan voorziet in het vergroten van de oppervlakte van deze stalling met 32 m².
2.2. Niet in geschil is dat het bouwplan in strijd is met het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Klazienaveen, Noordelijk gedeelte, partiële herziening" (hierna: het bestemmingsplan). Om het bouwplan niettemin mogelijk te maken kan het college vrijstelling als bedoeld in artikel 19, derde lid, van de WRO gelezen in samenhang met artikel 20, eerste lid, onder a, sub 1, van het Besluit op de ruimtelijke ordening 1985 verlenen.
2.3. Het college heeft aan de weigering van de vrijstelling ten grondslag gelegd het algemeen gehanteerde ruimtelijke uitgangspunt dat maximaal 100 m² aan aan- en bijgebouwen mag worden gebouwd. Volgens het college is dit maximum in de huidige situatie reeds overschreden. Daartoe voert hij aan dat het woondeel met een oppervlakte van 42 m² als aanbouw moet worden aangemerkt. Het college heeft met betrekking tot de definitie van de begrippen aan- en uitbouw aangesloten bij de definities zoals deze in de meeste met het bestemmingsplan vergelijkbare bestemmingsplannen is opgenomen.
2.4. [appellant] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat het college ten onrechte het woondeel van 42 m² als aanbouw heeft aangemerkt. Hij voert aan dat de woning als één gebouw als bedoeld in artikel 1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Woningwet, moet worden beschouwd. Verder voert hij aan dat het college in strijd met de rechtszekerheid aansluiting heeft gezocht bij definities in andere bestemmingsplannen.
2.4.1. In het bestemmingsplan ontbreekt een definitie van de begrippen "aan- en uitbouw". Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen in de uitspraak van 23 april 2008 in zaak nr.
200704211/1moet bij gebrek aan definities in een bestemmingsplan, worden aangesloten bij de door de Afdeling ter zake ontwikkelde jurisprudentie.
Zoals in deze uitspraak is overwogen, onderscheidt een uit- of aanbouw zich van het hoofdgebouw waartoe hij behoort doordat hij uit architectonisch oogpunt herkenbaar is als een afzonderlijke en duidelijk ondergeschikte aanvulling op dat hoofdgebouw, waarmee hij in functioneel opzicht is verbonden.
Blijkens de tekst van de vrijstelling en de bouwvergunning is in oktober 1990 vergunning onder vrijstelling verleend voor een bouwwerk, dat op de bouwtekening is aangeduid als "een woning". De bouwtekening laat voorts de indeling van de woning zien, verspreid over beide woondelen. De nokhoogte van het woondeel van 96 m² is 7,45 meter en de nokhoogte van het woondeel van 42 m² is 6,5 meter. Het woondeel van 42 m² voldoet derhalve niet aan voorbedoeld criterium.
De rechtbank heeft derhalve ten onrechte geoordeeld dat het college het woondeel van 42 m² als aanbouw kon aanmerken. Dit brengt met zich dat met het bouwplan geen overschrijding ontstaat van het maximum van 100 m² voor aan- en bijgebouwen, zodat het college niet om deze reden het bouwplan kon weigeren.
Het betoog slaagt.
2.5. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het door [appellant] bij de rechtbank ingestelde beroep alsnog gegrond verklaren en het besluit op bezwaar van 23 juni 2006 vernietigen.
2.6. Het college dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Assen van 3 januari 2008 in zaak nr. 06/983;
III. verklaart het beroep gegrond;
IV. vernietigt het besluit van het college van 23 juni 2006, kenmerk 06/04708;
V. veroordeelt het college tot vergoeding van bij [appellant] in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.288,00 (zegge: twaalfhonderdachtentachtig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door gemeente Emmen aan [appellant] onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald;
VI. gelast dat gemeente Emmen aan [appellant] het door hem betaalde griffierecht ten bedrage van € 355,00 (zegge: driehonderdvijfenvijftig euro) voor de behandeling van het beroep en het hoger beroep vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.J. Soede, ambtenaar van Staat.
w.g. Slump w.g. Soede
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 26 november 2008
270-593.