ECLI:NL:RVS:2008:BG5891

Raad van State

Datum uitspraak
28 november 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200807378/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening inzake revisievergunning veehouderij Gemert-Bakel

Op 26 augustus 2008 verleende het college van burgemeester en wethouders van Gemert-Bakel een revisievergunning voor een veehouderij aan [locatie] te [plaats]. Dit besluit werd op 1 september 2008 ter inzage gelegd. Tegen dit besluit heeft [verzoeker] op 6 oktober 2008 beroep ingesteld, met aanvullende gronden op 8 oktober 2008. Tevens verzocht [verzoeker] op 7 oktober 2008 de voorzitter van de Raad van State om een voorlopige voorziening. De behandeling van dit verzoek vond plaats op 20 november 2008, waar [verzoeker] en het college, vertegenwoordigd door E. Kramer, aanwezig waren. Ook [vergunninghoudster], vertegenwoordigd door [vennoot], was aanwezig.

De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelde dat het verzoek om een voorlopige voorziening werd afgewezen. Het oordeel van de voorzitter is voorlopig en niet bindend voor de bodemprocedure. De voorzitter overwoog dat volgens artikel 20.8 van de Wet milieubeheer een besluit als het onderhavige niet in werking treedt voordat de benodigde bouwvergunning is verleend. Aangezien de procedure voor de bouwvergunning nog niet was afgerond en er nog geen aanvraag was ingediend, was het niet aannemelijk dat deze op korte termijn zou worden verleend. Hierdoor ontbrak het spoedeisend belang voor het treffen van een voorlopige voorziening.

De voorzitter concludeerde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling en wees het verzoek af. De uitspraak werd openbaar gedaan op 28 november 2008.

Uitspraak

200807378/2.
Datum uitspraak: 28 november 2008
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoeker], wonend te [woonplaats],
en
het college van burgemeester en wethouders van Gemert-Bakel,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 26 augustus 2008 heeft het college van burgemeester en wethouders van Gemert-Bakel (hierna: het college) aan [vergunninghoudster] een revisievergunning als bedoeld in artikel 8.4, eerste lid, van de Wet milieubeheer verleend voor een veehouderij aan de [locatie] te [plaats]. Dit besluit is op 1 september 2008 ter inzage gelegd.
Tegen dit besluit heeft [verzoeker] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 6 oktober 2008, beroep ingesteld. De gronden van het beroep zijn aangevuld bij brief van 8 oktober 2008.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 7 oktober 2008, heeft [verzoeker] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 20 november 2008, waar [verzoeker], in persoon, en het college, vertegenwoordigd door
E. Kramer, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is daar [vergunninghoudster], vertegenwoordigd door [vennoot] als partij gehoord.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. In artikel 20.8 van de Wet milieubeheer is, voor zover hier van belang, bepaald dat een besluit als hier aan de orde - waarin de vergunning betrekking heeft op het veranderen van een inrichting, welke verandering tevens is aan te merken als bouwen in de zin van de Woningwet - niet eerder in werking treedt dan nadat de betrokken bouwvergunning is verleend.
2.3. Ten behoeve van de bij het bestreden besluit vergunde activiteiten worden de bestaande stallen gesloopt en nieuwe stallen gebouwd. Voor het verwezenlijken van deze verandering van de inrichting is een bouwvergunning vereist. Alvorens een bouwvergunning kan worden verleend, dient eerst een procedure tot wijziging van het bouwblok te worden gevoerd. Ter zitting is gebleken dat deze procedure nog niet is afgerond en dat er nog geen bouwvergunning is aangevraagd. Gezien het vorenstaande is het niet aannemelijk dat op korte termijn een bouwvergunning zal worden verleend. Nu het bestreden besluit ingevolge artikel 20.8 van de Wet milieubeheer eerst in werking treedt nadat de bouwvergunning is verleend, is met het verzoek geen spoedeisend belang gemoeid.
2.4. Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. J.M. Boll, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J. Fransen, ambtenaar van Staat.
w.g. Boll w.g. Fransen
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 28 november 2008
407-576.