200806215/2.
Datum uitspraak: 28 november 2008
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende het hoger beroep van:
[verzoeker sub 1], wonend te [woonplaats]
tegen de uitspraak van de rechtbank Breda van 2 juli 2008 in zaken nrs. 07/5495 en 08/16 en 08/163 in het geding tussen:
1. [verzoeker sub 1],
2. [verzoekster sub 2 en
3. [verzoeker sub 3]
het college van burgemeester en wethouders van Zundert.
Bij besluit van 20 november 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders van Zundert (hierna: het college) aan [vergunninghoudster] vrijstelling verleend ten behoeve van de ontwikkeling van golfbaan "De Turfvaert" te Rijsbergen.
Bij uitspraak van 2 juli 2008, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Breda (hierna: de rechtbank), voor zover thans van belang, de door [verzoeker sub 1] en [verzoekers sub 2] (hierna in enkelvoud: [verzoekster sub 2]) daartegen ingestelde beroepen gegrond verklaard en het besluit van 20 november 2007 vernietigd.
Tegen deze uitspraak heeft [verzoeker sub 1] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 12 augustus 2008, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 5 september 2008.
Bij besluit van 16 september 2008 heeft het college opnieuw aan [vergunninghoudster] vrijstelling verleend ten behoeve van de ontwikkeling van golfbaan "De Turfvaert" te Rijsbergen.
Bij brief, bij de rechtbank ingekomen op 5 november 2008, heeft [verzoekster sub 2] daartegen beroep ingesteld. Bij brief, bij de rechtbank ingekomen op 5 november 2008, heeft [verzoekster sub 2] de voorzieningenrechter van de rechtbank verzocht een voorlopige voorziening te treffen. De rechtbank heeft het beroep en het verzoek doorgezonden aan de Raad van State.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 20 november 2008, waar [verzoekster sub 2], in persoon en bijgestaan door mr. W. Krijger, en het college, vertegenwoordigd door mr. B.A.M. Suijkerbuijk, ambtenaar in dienst van de gemeente, zijn verschenen.
Voorts is ter zitting [vergunninghoudster], vertegenwoordigd door mr. A.P. Cornelissen, advocaat te Middelharnis, als partij gehoord.
2.1. Het verzoek strekt tot schorsing van het besluit van 16 september 2008. Het oordeel van de voorzitter daarover heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Hetgeen [verzoekster sub 2] aanvoert over de formele gebreken die, naar gesteld, aan het besluit van 16 september 2008 kleven, geeft op voorhand geen aanleiding voor het oordeel dat het besluit van 16 september 2008 niet in stand zal blijven, althans dat uiteindelijk zal blijken dat de vrijstelling niet mocht worden verleend. Voor zover dergelijke gebreken aan dat besluit kleven, kunnen deze naar het oordeel van de voorzitter door het college worden hersteld, zodat daarin geen aanleiding wordt gevonden tot schorsing van het besluit van 16 september 2008.
2.3. Het betoog van [verzoekster sub 2] met betrekking tot de beoogde ontsluitingsweg van de golfbaan spitst zich toe op de eigendom van de gronden waarop een deel van die weg wordt aangelegd en de erfdienstbaarheid die op een deel van de weg rust. Wat de eigendom van de gronden betreft, ziet de voorzitter, gelet op de stukken in het dossier en de ter zitting getoonde kaarten en luchtfoto's, op voorhand geen aanleiding voor het oordeel dat de ontsluitingsweg gedeeltelijk wordt aangelegd op gronden die in eigendom zijn van [verzoekster sub 2].
Met betrekking tot de gestelde inbreuk op de bestaande erfdienstbaarheid overweegt de voorzitter dat volgens de rechtspraak van de Afdeling voor het oordeel door de bestuursrechter dat een privaatrechtelijke belemmering aan de verlening van vrijstelling in de weg staat slechts aanleiding bestaat, wanneer deze een evident karakter heeft, nu de burgerlijke rechter de eerst aangewezene is om die vraag te beantwoorden en [verzoekster sub 2] de mogelijkheid heeft dat antwoord te verkrijgen. Mede gezien de ter zitting door het college en [vergunninghoudster] aan de hand van kaarten en foto's gegeven toelichting, doet zich een dergelijke privaatrechtelijke belemmering met een evident karakter naar voorlopig oordeel niet voor en is het derhalve aan [verzoekster sub 2] om, als deze van oordeel is dat een privaatrechtelijke belemmering wel bestaat, op de voorgeschreven wijze een vordering bij de burgerlijke rechter in te stellen.
2.4. Het betoog van [verzoekster sub 2] dat de aanleg van nieuwe natuur onvoldoende verzekerd is, leidt de voorzitter voorshands evenmin tot het oordeel dat het besluit van 16 september 2008 niet in stand zal blijven, althans dat uiteindelijk zal blijken dat de vrijstelling niet mocht worden verleend. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat aan de vrijstelling de voorwaarde is verbonden dat [vergunninghoudster] verplicht is nieuwe natuur aan te leggen overeenkomstig het "Beplantingsplan en beheerplan Golfpark de Turfvaert 2009-2013". Daardoor is de verplichting tot aanleg van de nieuwe natuur thans niet alleen privaatrechtelijk, maar ook publiekrechtelijk vastgelegd, zodat [verzoekster sub 2], indien daartoe aanleiding bestaat, naleving daarvan kan eisen.
2.5. Gelet op het voorgaande, ziet de voorzitter aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen. Daarbij wordt overwogen dat [vergunninghoudster], door werkzaamheden te verrichten voordat definitief is komen vast te staan dat de voor het ontwikkelen van de golfbaan verleende vrijstelling in stand blijft, op eigen risico handelt.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
Aldus vastgesteld door mr. J.E.M. Polak, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J.A.A. van Roessel, ambtenaar van Staat.
w.g. Polak w.g. Van Roessel
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 28 november 2008