ECLI:NL:RVS:2008:BG5906

Raad van State

Datum uitspraak
3 december 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200801559/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • W. van den Brink
  • M.W. Wijers
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering handhavend optreden inzake sloopwerkzaamheden in Vlissingen

In deze zaak heeft het college van burgemeester en wethouders van Vlissingen op 29 juni 2004 geweigerd handhavend op te treden tegen sloopwerkzaamheden in het pand aan de Kenau Hasselaarstraat 557 te Vlissingen. De weigering werd gevolgd door een besluit op 14 oktober 2004, waarin het college het bezwaar van de wederpartij niet-ontvankelijk verklaarde. De rechtbank Middelburg heeft op 23 januari 2008 het beroep van de wederpartij gegrond verklaard, het besluit van 14 oktober 2004 vernietigd en het college opgedragen een nieuwe beslissing te nemen op het bezwaar van de wederpartij. Het college heeft hiertegen hoger beroep ingesteld bij de Raad van State, dat op 4 maart 2008 is ingediend.

De Raad van State heeft de zaak behandeld op 26 november 2008, waarbij de wederpartij in persoon aanwezig was. Het college betoogde dat de rechtbank had miskend dat het niet-ontvankelijk had moeten verklaren, omdat er een geruime tijd was verstreken tussen de sloopwerkzaamheden en het verzoek om handhavend optreden. De Raad van State oordeelde echter dat de wederpartij belang had bij de procedure, omdat hij schadevergoeding nastreefde. De Raad concludeerde dat het college ten onrechte had geoordeeld dat de wederpartij niet-ontvankelijk was in zijn bezwaren.

De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en het college werd veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de wederpartij, die in verband met de behandeling van het hoger beroep zijn gemaakt. De kosten voor deskundigenrapporten en uittreksels uit openbare registers werden niet vergoed, omdat deze niet specifiek voor deze procedure waren gemaakt. De uitspraak werd openbaar gedaan op 3 december 2008.

Uitspraak

200801559/1.
Datum uitspraak: 3 december 2008
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
het college van burgemeester en wethouders van Vlissingen,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Middelburg van 23 januari 2008 in zaak nr. 04/799 in het geding tussen:
[wederpartij], wonend te [woonplaats]
en
het college van burgemeester en wethouders van Vlissingen.
1. Procesverloop
Bij besluit van 29 juni 2004 heeft het college van burgemeester en wethouders van Vlissingen (hierna: het college) geweigerd handhavend op te treden inzake sloopwerkzaamheden in het pand Kenau Hasselaarstraat 557 te Vlissingen (hierna: het pand).
Bij besluit van 14 oktober 2004 heeft het college het door [wederpartij] daartegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 23 januari 2008, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Middelburg (hierna: de rechtbank), voor zover thans van belang, het door [wederpartij] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 14 oktober 2004 vernietigd en het college opgedragen een nieuwe beslissing te nemen op de bewaren van [wederpartij]. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft het college bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 4 maart 2008, hoger beroep ingesteld.
[wederpartij] heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 26 november 2008, waar [wederpartij] in persoon is verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het college betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat het college [wederpartij] terecht niet-ontvankelijk had verklaard in zijn bezwaren tegen het besluit van 29 juni 2004. Daartoe voert het college aan dat niet alleen sprake is van geruim tijdverloop tussen de sloopwerkzaamheden en het verzoek om handhavend optreden, doch tevens dat het geen bevoegdheid heeft tot handhavend optreden inzake de sloopwerkzaamheden in het pand.
2.2. Dit betoog faalt. [wederpartij] beoogt met deze procedure te bereiken dat het besluit van het college waarin zijn verzoek tot handhavend optreden is afgewezen, wordt vernietigd en dat alsnog een besluit tot handhaving wordt genomen met betrekking tot de sloopwerkzaamheden, met het oog op vergoeding van de schade die hij stelt te hebben geleden. Hij heeft derhalve belang bij deze procedure, nu er geen aanleiding bestaat voor het oordeel dat de eventuele gegrondverklaring van het bezwaar hoe dan ook niet kan leiden tot het door [wederpartij] met het instellen van zijn bezwaar beoogde resultaat. De vraag of het college al dan niet bevoegd was handhavend op te treden inzake de sloopwerkzaamheden in het pand is een inhoudelijke vraag waarover het college bij zijn beslissing op bezwaar had behoren te beslissen.
De rechtbank heeft dan ook terecht overwogen dat het college [wederpartij] ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard in zijn bezwaren tegen het besluit van 29 juni 2004.
2.3. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.4. Het college dient op na te melden wijze in de bij [wederpartij] in verband met de behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten te worden veroordeeld. De kosten van het opstellen van deskundigenrapporten en van uittreksels uit openbare registers komen niet voor vergoeding in aanmerking, nu niet is gebleken dat deze kosten zijn gemaakt ten behoeve van onderhavige hoger beroepsprocedure.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. bevestigt de aangevallen uitspraak;
II. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Vlissingen tot vergoeding van bij [wederpartij] in verband met de behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 516,78 (zegge: vijfhonderdzestien euro en achtenzeventig cent), waarvan € 322,00 (zegge: driehonderdtweeëntwintig euro) is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door de gemeente Vlissingen aan [wederpartij] onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald;
III. verstaat dat de secretaris van de Raad van State van de gemeente Vlissingen griffierecht ten bedrage van € 433,00 (zegge: vierhonderddrieëndertig euro) heft.
Aldus vastgesteld door mr. W. van den Brink, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.W. Wijers, ambtenaar van Staat.
w.g. Van den Brink w.g. Wijers
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 3 december 2008
444