ECLI:NL:RVS:2008:BG6391

Raad van State

Datum uitspraak
1 december 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200808572/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake de overbrenging van biologisch gedroogd RWZI-slib naar Duitsland

Op 1 december 2008 heeft de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening. Het dagelijks bestuur van het waterschap Rijn en IJssel en de vennootschap E-on Kraftwerke GmbH hebben bezwaar gemaakt tegen een besluit van de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, dat betrekking had op de voorgenomen overbrenging van biologisch gedroogd RWZI-slib naar Duitsland. De minister had bezwaar gemaakt tegen deze overbrenging, omdat hij van mening was dat de kennisgeving niet door de juiste rechtspersoon was gedaan. Het dagelijks bestuur stelde dat het wel degelijk als kennisgever kon optreden op basis van de relevante Europese verordening.

Tijdens de zitting op 1 december 2008 zijn beide partijen vertegenwoordigd. De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak heeft de belangen van de betrokken partijen afgewogen en geconcludeerd dat er geen zwaarwegende milieuhygiënische bezwaren zijn tegen de overbrenging van het slib. De voorzitter heeft daarom besloten om de minister te schorsen in zijn besluit en een voorlopige voorziening te treffen, waarbij het dagelijks bestuur en E-on toestemming krijgen voor de uitvoer van het slib, met een maximum van zes vrachten per week.

Daarnaast is de minister veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten die zijn gemaakt door het dagelijks bestuur en E-on in verband met de behandeling van het verzoek. De uitspraak benadrukt het belang van de juiste kennisgeving bij de overbrenging van afvalstoffen en de rol van de betrokken partijen in dit proces.

Uitspraak

200808572/1.
Datum uitspraak: 1 december 2008
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
het dagelijks bestuur van het waterschap Rijn en IJssel, gevestigd te Doetinchem, en de vennootschap naar Duits recht E-on Kraftwerke GmbH, gevestigd te Helmstedt (Duitsland),
verzoeksters,
en
de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 24 november 2008 heeft de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer bezwaar gemaakt tegen de voorgenomen overbrenging van biologisch gedroogd RWZI-slib door het dagelijks bestuur van het waterschap Rijn en IJssel (hierna: het dagelijks bestuur) naar Duitsland.
Tegen dit besluit hebben het dagelijks bestuur en de vennootschap naar Duits recht E-on Kraftwerke GmbH (hierna: E-on) bezwaar gemaakt.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 26 november 2008, hebben het dagelijks bestuur en E-on de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 1 december 2008, waar het dagelijks bestuur en E-on, vertegenwoordigd door mr. B.J.M. Veldhoven, advocaat te Den Haag, en [gemachtigde], en de minister, vertegenwoordigd door mr. drs. J.P.J. Geurts, werkzaam bij het ministerie, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het dagelijks bestuur heeft kenbaar gemaakt voornemens te zijn om op grond van de Verordening (EG) nr. 1013/2006 van 14 juni 2006, betreffende de overbrenging van afvalstoffen (hierna: de Verordening) in de periode van 3 november 2008 tot en met 2 november 2009 biologisch gedroogd RWZI-slib over te brengen naar de rechtspersoon naar Duits recht E-on Kraftwerke GmbH te Duitsland.
2.2. Het dagelijks bestuur betoogt dat de minister zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat niet het dagelijks bestuur, maar GMB Slibverwerkingsbedrijf Zutphen B.V. als kennisgever moet optreden voor de voorgenomen overbrenging van het biologisch gedroogd RWZI-slib naar Duitsland.
2.2.1. De minister heeft bezwaar gemaakt tegen de voorgenomen overbrenging, omdat hij zich op het standpunt stelt dat de kennisgeving niet door de juiste rechtspersoon is gedaan. Hij voert aan dat het dagelijks bestuur niet als eerste producent of vergunde nieuwe producent kan worden aangemerkt, waardoor het dagelijks bestuur niet als kennisgever kon optreden.
2.2.2. Het geschil spitst zich toe op de vraag wie op grond van artikel 2, lid 15 van de Verordening als kennisgever kon optreden. Deze procedure leent zich niet voor de beantwoording van deze vraag. Het oordeel van de Afdeling hierover zal moeten worden afgewacht. De voorzitter overweegt evenwel het volgende.
Reeds eerder heeft het dagelijks bestuur kenbaar gemaakt voornemens te zijn op grond van de Verordening biologisch gedroogd RWZI-slib over te brengen naar Duitsland. Deze kennisgeving ziet op een andere transportperiode, maar betreft soortgelijke afvalstoffen. Tegen die overbrenging heeft de minister bij besluit van 10 januari 2008, kenmerk NL201739, bezwaar gemaakt op dezelfde grond als die aan het bestreden besluit ten grondslag ligt. Naar aanleiding van een tegen dat besluit gericht verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening van het dagelijks bestuur, heeft de Voorzitter in zijn uitspraak van 28 maart 2008 in zaak no.
200801374/2onder meer overwogen dat niet gebleken is dat er uit milieuhygiënisch oogpunt bezwaren bestaan tegen de overbrenging van het biologisch gedroogd RWZI-slib.
De Voorzitter ziet, gelet op de betrokken belangen alsmede op de omstandigheid dat hem evenmin is gebleken van zwaarwegende milieuhygiënische omstandigheden die zich daartegen verzetten, aanleiding de hierna te melden voorlopige voorziening te treffen.
Het aan het verzoek in zaak no.
200801374/2connexe (rechtstreeks) beroep, zaak no. 200801374/1, zal op 8 december 2008 ter zitting worden behandeld. De minister heeft ter zitting toegezegd dat bij de beslissing op bezwaar rekening wordt gehouden met het oordeel van de Afdeling in de laatstgenoemde zaak.
2.3. De minister dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 24 november 2008, kenmerk NL204398, tot de eerste werkdag na de bekendmaking van de beslissing op bezwaar;
II. treft de voorlopige voorziening dat met het doen van deze uitspraak geacht wordt schriftelijk instemming te zijn verleend voor de uitvoer overeenkomstig het kennisgevingsformulier met kenmerk NL204398, dit voor de duur van de onder I uitgesproken schorsing, met dien verstande dat maximaal zes vrachten per week van elk ten hoogste 35 ton per vracht mogen worden uitgevoerd;
III. veroordeelt de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer tot vergoeding van bij het dagelijks bestuur van het waterschap Rijn en IJssel en de vennootschap naar Duits recht
E-on Kraftwerke GmbH in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 644,00 (zegge: zeshonderdvierenveertig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door de Staat der Nederlanden (het ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer) aan het dagelijks bestuur van het waterschap Rijn en IJssel en de vennootschap naar Duits recht E-on Kraftwerke GmbH onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald;
IV. gelast dat de Staat der Nederlanden (het ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer) aan het dagelijks bestuur van het waterschap Rijn en IJssel en de vennootschap naar Duits recht E-on Kraftwerke GmbH het door hen voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 288,00 (zegge: tweehonderdachtentachtig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. J.M. Boll, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J. Fransen, ambtenaar van Staat.
w.g. Boll w.g. Fransen
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 1 december 2008
407.