ECLI:NL:RVS:2008:BG6415

Raad van State

Datum uitspraak
10 december 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200801402/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Sloopvergunning voor woning in Zwijndrecht en de vereisten voor een sloopplan

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van het college van burgemeester en wethouders van Zwijndrecht tegen een uitspraak van de rechtbank Dordrecht. Het college had op 21 september 2005 een sloopvergunning verleend voor de sloop van een woning op een perceel in Zwijndrecht. Echter, op 25 september 2006 verklaarde het college het bezwaar van de wederpartijen ongegrond. De rechtbank Dordrecht oordeelde op 18 januari 2008 dat het bezwaar gegrond was en vernietigde het besluit van het college. Het college ging in hoger beroep bij de Raad van State.

De Raad van State behandelt de zaak en stelt vast dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat het college niet op zorgvuldige wijze heeft kunnen beoordelen of er sprake was van een weigeringsgrond voor de sloopvergunning. Dit was met name te wijten aan het ontbreken van een sloopplan, dat volgens de bouwverordening van Zwijndrecht vereist is. De Raad van State benadrukt dat zonder een gedetailleerd sloopplan, dat onder andere de wijze van slopen beschrijft en voldoet aan de vereisten van de bouwverordening, het college niet in staat was om de veiligheid van het naastgelegen pand te waarborgen.

De Raad van State bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond. De beslissing van de rechtbank om de sloopvergunning te vernietigen wordt daarmee gehandhaafd. De Raad van State concludeert dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

200801402/1.
Datum uitspraak: 10 december 2008
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
het college van burgemeester en wethouders van Zwijndrecht,
appellant,
tegen de uitspraak in zaak nr. AWB 06/1383 van de rechtbank Dordrecht van 18 januari 2008 in het geding tussen:
[wederpartijen]
en
het college van burgemeester en wethouders van Zwijndrecht.
1. Procesverloop
Bij besluit van 21 september 2005 heeft het college van burgemeester en wethouders van Zwijndrecht (hierna: het college) aan [vergunninghouder] een sloopvergunning verleend voor de sloop van een woning op het perceel plaatselijk bekend, [locatie] te [plaats].
Bij besluit van 25 september 2006 heeft het college het door [wederpartijen] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 18 januari 2008, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Dordrecht (hierna: de rechtbank) het door [wederpartijen] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard en het besluit van 25 september 2006 vernietigd. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft het college bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 25 februari 2008, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 19 maart 2008.
[wederpartijen] hebben een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 14 november 2008, waar het college, vertegenwoordigd door mr. E. Lems, advocaat te Barendrecht, en F. van Kempen en B. Schuurman, ambtenaren in dienst van de gemeente, en [wederpartijen], bijgestaan door mr. J.J. Slump, advocaat te Rotterdam, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 8.1.1, eerste lid, van de Bouwverordening van de gemeente Zwijndrecht (hierna: de bouwverordening) is het verboden bouwwerken, standplaatsen en woonwagens daaronder begrepen, te slopen zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders (sloopvergunning).
Ingevolge artikel 8.1.2, tweede lid, aanhef en onder h, van de bouwverordening moet de aanvraag een beschrijving van de wijze waarop het slopen zal plaatsvinden inhouden.
Ingevolge die aanhef en onder i, van de bouwverordening moet de aanvraag, indien van toepassing, het sloopveiligheidsplan inhouden.
Ingevolge het negende lid van dat artikel moeten de bij de aanvraag om sloopvergunning behorende bescheiden door de aanvrager of diens gemachtigde ondertekend dan wel gewaarmerkt worden.
Ingevolge artikel 8.1.3, eerste lid, van de bouwverordening, voor zover hier van belang, stellen burgemeester en wethouders de aanvrager, indien de aanvraag om sloopvergunning niet voldoet aan de bij of krachtens artikel 8.1.2 gestelde eisen, alsmede de eisen die gelden ingevolge de artikelen 4:1 en 4:2 van de Algemene wet bestuursrecht, in de gelegenheid binnen vier weken, nadat hem dit is medegedeeld, de door hen aan te geven ontbrekende gegevens over te leggen.
Ingevolge het tweede lid van dat artikel geldt het in het eerste lid niet voor de gegevens als bedoeld in artikel 8.1.2, tweede lid, letter i.
Ingevolge artikel 8.1.6, eerste lid, aanhef en onder a, van de bouwverordening moet een sloopvergunning worden geweigerd indien voor het slopen de veiligheid tijdens het slopen onvoldoende is gewaarborgd en ook door het stellen van voorschriften niet op een voldoende peil kan worden gewaarborgd.
Ingevolge die aanhef en onder b, moet een sloopvergunning worden geweigerd indien de bescherming van nabijgelegen bouwwerken in verband met het slopen onvoldoende is gewaarborgd en ook door het stellen van voorschriften niet op een voldoende peil kan worden gewaarborgd.
2.2. Het college betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat geen sprake was van een weigeringsgrond als genoemd in artikel 8.1.6. van de bouwverordening of van enig ander wettelijk beletsel tot het verlenen van de sloopvergunning en het college derhalve gehouden was de sloopvergunning te verlenen.
2.2.1. Dit betoog faalt. Artikel 8.1.2, tweede lid, aanhef en onder h, van de bouwverordening, in samenhang bezien met artikel 8.1.3, eerste lid, van de bouwverordening, verzet zich tegen het in behandeling nemen van de aanvraag indien een beschrijving van de wijze waarop het slopen zal plaatsvinden (hierna: het sloopplan) ontbreekt. Het college heeft ook in hoger beroep niet aannemelijk weten te maken dat bij de beoordeling van de aanvraag werd beschikt over een sloopplan. Het stuk dat door het college wordt aangemerkt als sloopplan is niet gedateerd en niet ondertekend of gewaarmerkt, hetgeen ingevolge artikel 8.1.2, negende lid, van de bouwverordening wel is vereist. Voorts is in de aanvraag van de sloopvergunning vermeld dat daarbij geen bijlagen zitten en is in de sloopvergunning zelf onder voorwaarde 3 vermeld dat zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk 14 dagen voor de aanvang, een beschrijving van de wijze waarop het slopen zal plaatsvinden alsnog aan het bouwtoezicht dient te worden overgelegd. Aan de stelling van de gemachtigde van [vergunninghouder] dat het sloopplan tezamen met de aanvraag is ingediend komt gelet op het voorgaande dan ook niet die waarde toe die het college daaraan gehecht wenst te zien.
De rechtbank heeft terecht overwogen dat het college bij gebreke van een sloopplan niet op zorgvuldige wijze heeft kunnen beoordelen of een van de weigeringsgronden van artikel 8.1.6 van de bouwverordening zich voordoet, mede gelet op het feit dat de sloop de helft van twee onder-één-kapwoningen betreft. Het college heeft er op gewezen dat aan de sloopvergunning de voorwaarde is gesteld dat voordat wordt begonnen met slopen, gelet op de complexheid van het slopen en/of omgeving, een sloopveiligheidsplan moet worden overgelegd en goedgekeurd en dat uit dit plan dient te blijken dat de veiligheid van het naastgelegen pand is gewaarborgd, conform het gestelde in artikel 8.1.6, eerste lid, aanhef en onder b, van de bouwverordening. Voor de beoordeling van de vraag of ingevolge artikel 8.1.6, eerste lid, aanhef en onder b, van de bouwverordening een sloopvergunning zou moeten worden geweigerd in verband met de bescherming van nabijgelegen bouwwerken dan wel of aan de sloopvergunning voorschriften zouden moeten worden verbonden ter waarborging van diezelfde bescherming is inzicht in de wijze van slopen vereist.
2.3. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. S.F.M. Wortmann, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.G.P. Oudenaller, ambtenaar van Staat.
w.g. Wortmann w.g. Oudenaller
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 10 december 2008
190-580.