ECLI:NL:RVS:2008:BG6420

Raad van State

Datum uitspraak
5 december 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200807534/3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • J.M. Boll
  • A. Bijleveld
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzamellocaties huishoudelijk restafval Amsterdam Zuidoost

Op 5 december 2008 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om een voorlopige voorziening. Het dagelijks bestuur van het stadsdeel Amsterdam Zuidoost had op 6 maart 2007 een besluit genomen waarin inzamellocaties voor huishoudelijk restafval werden vastgesteld en het eerdere besluit van 5 december 2006 werd ingetrokken. Tegen dit besluit hebben de verzoekers, bewoners van een klein appartementencomplex, beroep ingesteld bij de rechtbank Amsterdam, die het beroepschrift doorstuurde naar de Afdeling. De verzoekers voerden aan dat de vastgestelde inzamellocatie in de zomer leidde tot stankoverlast en hinder door insecten, en dat hun uitzicht werd verstoord. Het dagelijks bestuur verdedigde zich door te stellen dat de inzamellocatie met een haag was afgeschermd en dat schorsing van het besluit zou leiden tot een gebrek aan inzamellocatie voor de bewoners.

De voorzitter van de Afdeling, J.M. Boll, heeft het verzoek ter zitting behandeld op 25 november 2008. In zijn overwegingen gaf hij aan dat het oordeel voorlopig is en niet bindend in de bodemprocedure. Hij concludeerde dat het dagelijks bestuur zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat er geen zodanige visuele hinder was dat het besluit niet genomen had kunnen worden. De voorzitter oordeelde dat de overlast door geur vooral in de zomer voorkomt en dat er geen aanleiding was om een voorlopige voorziening te treffen. Bovendien werd opgemerkt dat het aanleggen van een alternatieve inzamellocatie praktische bezwaren met zich meebracht en dat de kosten niet proportioneel waren ten opzichte van het resultaat. Uiteindelijk wees de voorzitter het verzoek af en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

200807534/3.
Datum uitspraak: 5 december 2008
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoekers], wonend te [woonplaats],
en
het dagelijks bestuur van het stadsdeel Amsterdam Zuidoost,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 6 maart 2007 heeft het dagelijks bestuur van het stadsdeel Amsterdam Zuidoost (hierna: het dagelijks bestuur) inzamellocaties voor de aanbieding van huishoudelijk restafval vastgesteld en het besluit van 5 december 2006 ingetrokken voor zover bij dit besluit inzamellocaties voor huishoudelijk restafval zijn vastgesteld.
Bij besluit van 22 juli 2008 heeft het dagelijks bestuur het door [verzoekers] hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard en aan het besluit van 6 maart 2007 artikel 28 van de Afvalstoffenverordening 2002 als grondslag toegevoegd.
Tegen dit besluit hebben [verzoekers] bij brief, bij de rechtbank Amsterdam ingekomen op 1 september 2008, beroep ingesteld. De rechtbank heeft het beroepschrift doorgezonden aan de Afdeling, alwaar het op 10 oktober 2008 is ingekomen. De gronden van het beroep zijn aangevuld bij brief van 30 oktober 2008.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 30 oktober 2008, hebben [verzoekers] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 25 november 2008, waar het dagelijks bestuur, vertegenwoordigd door mr. D.R. van Ee en L. Hesseling, is verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. De onderhavige inzamellocatie van huishoudelijk restafval bestaat uit een permanente stalling van mini-containers behoeve van de bewoners van een klein appartementencomplex voor wie het te zwaar is een mini-container aan de weg aan te bieden.
2.3. [verzoekers] hebben aangevoerd dat zij door de vastgestelde inzamellocatie voor huishoudelijk restafval in de zomer last van stank en insecten hebben en dat hun uitzicht erdoor wordt verstoord.
2.4. Het dagelijks bestuur heeft aangevoerd dat de inzamellocatie met een haag is afgeschermd, zodat de zichthinder minimaal is. Het dagelijks bestuur heeft zich ter zitting op het standpunt gesteld dat schorsing van het bestreden besluit ertoe zou leiden dat geen vastgestelde locatie voor de inzameling van huishoudelijk restafval meer bestaat.
2.5. De Voorzitter is gelet op de stukken en het verhandelde ter zitting voorshands van oordeel dat het dagelijks bestuur zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat zich geen zodanige visuele hinder voordoet, dat het dagelijks bestuur het bestreden besluit niet had kunnen nemen. [verzoekers] hebben aangevoerd dat overlast door geur zich vooral in de zomer voordoet, zodat in zoverre geen aanleiding bestaat thans een voorlopige voorziening te treffen. Nu voorts ter zitting door het dagelijks bestuur is aangevoerd en door de Voorzitter niet onaannemelijk wordt geacht dat het aanleggen van een inzamellocatie voor huishoudelijk restafval op het terrein van het appartementencomplex op aanmerkelijke praktische bezwaren door gebrek aan daarvoor beschikbare ruimte stuit en dat de kosten daarvan in vergelijking met het daarmee te verwezenlijken resultaat niet proportioneel zijn, terwijl toewijzing van het verzoek ertoe zou leiden dat de bewoners van het appartementencomplex niet meer over de mogelijkheid beschikken hun huishoudelijk restafval te verwijderen, ziet de Voorzitter, in afweging van de betrokken belangen, aanleiding het verzoek af te wijzen.
2.6. De Voorzitter het verzoek af.
2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. J.M. Boll, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. A. Bijleveld, ambtenaar van Staat.
w.g. Boll w.g. Bijleveld
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 5 december 2008
433.