ECLI:NL:RVS:2008:BG6428

Raad van State

Datum uitspraak
10 december 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200800932/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • R.W.L. Loeb
  • R.F.J. Bindels
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van bezwaarschrift inzake bouwvergunning voor recreatiewoningen te Staphorst

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank Zwolle-Lelystad, die op 27 december 2007 het beroep van [appellant] niet-ontvankelijk heeft verklaard. Dit beroep was gericht tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Staphorst, dat op 27 februari 2007 een vrijstelling en bouwvergunning had verleend voor het oprichten van zes recreatiewoningen op een perceel in Staphorst.

[Appellant] had in een brief van 7 april 2007 zijn bezwaren tegen dit besluit geuit, maar het college beschouwde deze brief niet als een bezwaarschrift. De rechtbank oordeelde dat [appellant] niet-ontvankelijk was in zijn beroep, wat leidde tot het hoger beroep bij de Raad van State. Tijdens de zitting op 20 november 2008 werd de zaak behandeld, waarbij het college vertegenwoordigd was door R. Stegeman.

De Raad van State overwoog dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat de brief van [appellant] niet als bezwaarschrift kon worden aangemerkt. De formulering in de brief gaf aan dat [appellant] geen bezwaar wilde maken tegen de verleende bouwvergunning, wat de rechtbank en het college in hun oordeel steunde. De Raad van State bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond.

De beslissing werd uitgesproken in naam der Koningin, waarbij de Raad van State geen aanleiding zag voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 10 december 2008.

Uitspraak

200800932/1.
Datum uitspraak: 10 december 2008
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 27 december 2007 in zaak nr. 07/917 in het geding tussen:
appellant
en
het college van burgemeester en wethouders van Staphorst.
1. Procesverloop
Bij besluit van 27 februari 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders van Staphorst (hierna: het college) aan [vergunninghouder] vrijstelling en bouwvergunning verleend voor het oprichten van zes recreatiewoningen op het perceel [locatie] te [plaats] (hierna: het perceel).
Bij brief van 2 mei 2007 heeft het college [appellant] meegedeeld dat zijn brief van 7 april 2007 niet wordt aangemerkt als bezwaarschrift tegen dat besluit.
Bij uitspraak van 27 december 2007, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Zwolle-Lelystad (hierna: de rechtbank) het door [appellant] daartegen ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 4 februari 2008, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] heeft nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 20 november 2008, waar het college, vertegenwoordigd door R. Stegeman, ambtenaar in dienst van de gemeente, is verschenen.
2. Overwegingen
2.1. [appellant] voert aan dat de rechtbank, door zijn brief van 7 april 2007 niet als bezwaarschrift aan te merken en zijn beroep niet-ontvankelijk te verklaren, heeft miskend dat hij zijn bezwaren tegen het besluit van 27 februari 2007 op een positieve wijze in die brief naar voren heeft gebracht en het college, gezien zijn brief van 11 december 2006, kon weten dat die brief een bezwaarschrift inhield.
2.2. Dit betoog faalt. [appellant] eindigt de brief van 7 april 2007 als volgt: "Wij gaan er vanuit dat wij een bevredigend antwoord op het gestelde in dit schrijven mogen ontvangen, zodat wij in goede harmonie aan de Veldhuisweg kunnen blijven wonen en wij hierdoor geen bezwaar hoeven te maken tegen deze verleende bouwvergunning voor het oprichten van zes zomerhuizen op het perceel krachtens artikel 19, eerste lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening".
Mede gelet op die zin, heeft het college die brief terecht niet opgevat als bezwaarschrift. Dat [appellant] in een brief van 11 december 2006, die zijn zienswijze op de aanvraag om verlening van bouwvergunning bevat, vraagtekens bij het bouwplan heeft geplaatst, maakt dit niet anders. De brief van 2 mei 2007 van het college houdt aldus geen besluit in, waartegen beroep kon worden ingesteld.
2.3. Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat de rechtbank het bij haar ingestelde beroep terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.
2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.F.J. Bindels, ambtenaar van Staat.
w.g. Loeb w.g. Bindels
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 10 december 2008
85.