200803058/1.
Datum uitspraak: 10 december 2008
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de stichting "Woningstichting "De Vijf Gemeenten", gevestigd te Maasdriel,
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 20 maart 2008 in zaak nr. 07/1858 in het geding tussen:
[wederpartij], wonend te [woonplaats],
het college van burgemeester en wethouders van Maasdriel.
Bij besluit van 28 november 2006 heeft het college van burgemeester en wethouders van Maasdriel (hierna: het college) aan de Woningstichting "De Vijf Gemeenten" (hierna: de Woningstichting) vrijstelling van het bestemmingsplan "Ammerzoden-Dorp 1995" (hierna: het bestemmingsplan) verleend voor het oprichten van 18 appartementen en 4 eengezinswoningen aan 't Zwin te Ammerzoden (hierna: het bouwplan). Bij besluit van 5 december 2006 heeft het de Woningstichting daarvoor bouwvergunning verleend.
Bij besluit van 27 maart 2007 heeft het college het door [wederpartij] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 20 maart 2008, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Arnhem (hierna: de rechtbank) het door [wederpartij] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard en dat besluit vernietigd. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft de Woningstichting bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 25 april 2008, hoger beroep ingesteld. De gronden van het beroep zijn aangevuld bij brief van 22 mei 2008.
[wederpartij] heeft een nadere uiteenzetting ingediend.
De Woningstichting heeft nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 10 november 2008, waar de Woningstichting, vertegenwoordigd door mr. F.A. Pommer, advocaat te 's-Hertogenbosch, en ing. P.A. Kraak, en het college, vertegenwoordigd door drs. D.E. van Lienden-Traxel, ambtenaar in dienst van de gemeente, zijn verschenen. Voorts is [wederpartij] daar gehoord.
2.1. Ingevolge het bestemmingsplan rust op de gronden ter plaatse van het bouwplan de bestemming "Centrumgebied".
Ingevolge artikel 4 van de planvoorschriften zijn de gronden die op plankaart 1 onder die bestemming vallen bestemd voor:
- woondoeleinden, bijzondere doeleinden en commerciële dienstverlening met een baliefunctie;
- alsmede de doeleinden, die op plankaart 2 voor het desbetreffende perceel zijn aangeduid.
Op plankaart 2 hebben de betrokken gronden mede de aanduiding "bedrijven".
2.2. Niet in geschil is dat het bouwplan in strijd is met het bestemmingsplan. Om realisering ervan toch mogelijk te maken heeft het college krachtens artikel 19, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: de WRO) vrijstelling daarvan verleend.
2.3. Het college van gedeputeerde staten van Gelderland heeft op 2 november 2005 een lijst van categorieën van gevallen vastgesteld waarin de colleges van burgemeester en wethouders krachtens artikel 19, tweede lid, van de WRO vrijstelling kunnen verlenen (hierna: de lijst).
Categorie 1, die geldt voor projecten in stedelijk gebied, luidt: "Wonen; (Bouw)projecten voor woonfuncties, mits niet gesitueerd op een bedrijventerrein".
In de toelichting op de lijst is bij de uitleg van termen opgenomen "Bedrijventerrein; een terrein dat vanwege zijn bestemming geschikt is voor gebruik voor handel, nijverheid, commerciële dienstverlening en industrie. Onder deze omschrijving vallen ook (delen van) bedrijventerreinen die gedeeltelijk bestemd zijn en geschikt zijn voor kantoren. Er is geen sprake van een bedrijventerrein bij een incidentele bedrijfsbestemming ten behoeve van de vestiging van één bedrijf."
2.4. De Woningstichting betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat voor het bouwplan krachtens artikel 19, tweede lid, van de WRO vrijstelling kon worden verleend, omdat het niet om een bedrijventerrein, als bedoeld in de lijst, gaat.
2.4.1. Dit betoog faalt. De rechtbank heeft terecht uit de omschrijving van de betekenis van de term bedrijventerrein in de toelichting afgeleid dat primair aan de hand van het geldende bestemmingsplan moet worden onderzocht of het gaat om een bedrijventerrein, als bedoeld in de lijst. Dat, zoals de Woningstichting stelt, met de vrijstelling juist is beoogd vrijstelling van het bestemmingsplan te verlenen, maakt dat niet anders. De rechtbank heeft de gronden, waarop het bouwplan is voorzien, gelet op de ter plaatse rustende bestemming, terecht aangemerkt als een bedrijventerrein in de zin van de lijst. Het betreft geen incidentele bedrijfsbestemming ten behoeve van één bedrijf. Hetgeen de Woningstichting heeft aangevoerd met betrekking tot de aard van de omgeving en haar stelling dat de bedrijfsactiviteiten ter plaatse zijn beëindigd, kunnen daaraan, wat daar verder van zij, niet afdoen.
Gelet op het vorenstaande, heeft de rechtbank het besluit van 27 maart 2007 terecht vernietigd. Hetgeen de Woningstichting verder aanvoert, kan onder die omstandigheden niet leiden het ermee beoogde resultaat.
2.5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, voorzitter, en mr. W. Konijnenbelt en mr. H. Troostwijk, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.W. Wijers, ambtenaar van Staat.
w.g. Loeb w.g. Wijers
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 10 december 2008