200804312/1.
Datum uitspraak: 10 december 2008
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 15 mei 2008 in zaak nr. 07/3574 in het geding tussen:
het college van burgemeester en wethouders van Oostflakkee.
Bij besluit van 30 maart 2004 heeft het college van burgemeester en wethouders van Oostflakkee (hierna: het college) aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid "Multicriteria Bedrijfshuisvesting B.V.", rechtsvoorgangster van [bedrijf] (hierna: vergunninghoudster), vrijstelling en bouwvergunning verleend voor het oprichten van een winkelcentrum met 14 bovengelegen woningen op het perceel dat omsloten wordt door de Dabbestraat, Oostdijk, Oost-Achterweg en de Heerendijk te Oude-Tonge.
Bij besluit van 23 augustus 2007 heeft het college het door appellant (hierna: [appellant]) daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 15 mei 2008, verzonden op 20 mei 2008, heeft de rechtbank Rotterdam (hierna: de rechtbank) het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 13 juni 2008, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Vergunninghouder heeft een nadere uiteenzetting gegeven.
Daartoe in de gelegenheid gesteld, hebben Ahold Vastgoed B.V. en Albert Heijn B.V. (hierna: AH) een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
[appellant] en het college hebben nog nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 10 november 2008, waar [appellant] in persoon, bijgestaan door ing. P.A. Kroeze en mr. J.J.J. de Rooij, en het college, vertegenwoordigd door mr. J.A.M. van der Velden, advocaat te Breda, en ing. C.M.C. Kranse-Bogaard, ambtenaar in dienst van de gemeente, en M. van Lieshout, zijn verschenen. Voorts zijn daar AH, vertegenwoordigd door mr. J.C. van Oosten, advocaat te Amsterdam, en H.C. Nijland, vergunninghoudster, vertegenwoordigd door mr. M. Gideonse, advocaat te Veenendaal, en Kabegro B.V., vertegenwoordigd door R.J.G. Bäcker, advocaat te Rotterdam, gehoord.
2.1. Niet in geschil is dat het bouwplan in strijd is met het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Oude-Tonge Dorp" (hierna: het bestemmingsplan). Om realisering ervan toch mogelijk te maken, heeft het college krachtens artikel 19, eerste lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, vrijstelling daarvan verleend.
2.2. Voor zover [appellant] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat daarbij ten onrechte niet van een toename van de winkelvloeroppervlakte met 2500 m² is uitgegaan, wordt overwogen dat de Afdeling eerder (uitspraak van 5 september 2007 in zaak nr.
200700488/1) is uitgegaan van een toename van het verkoop vloeroppervlak met 2166 m² en het in beroep aangevoerde de rechtbank terecht geen aanleiding heeft gegeven voor een ander oordeel.
2.3. [appellant] betoogt verder dat de rechtbank, door aan te nemen dat het bouwplan is voorzien van een goede ruimtelijke onderbouwing, heeft miskend dat het college bij de beoordeling van de gevolgen van realisering van het bouwplan voor de verkeersveiligheid, de geluidhinder en de luchtkwaliteit van de nabij gelegen Oostdijk/Oudelandsedijk is uitgegaan van een te hoge capaciteit van die weg en de te verwachten verkeersintensiteit op deze weg hoger is dan het college aanvaardbaar vindt.
2.3.1. De rechtbank heeft, mede gelet op het deskundigenbericht van de Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke Ordening, in het in beroep aangevoerde terecht geen grond gevonden voor het oordeel dat het college aan het besluit van 23 augustus 2007 het deskundigenrapport "Prognose verkeersintensiteiten Oostdijk/Oudelandsedijk, actualisatie mei 2007" van 25 mei 2007 en de daarin gehanteerde prognose met betrekking tot de te verwachten verkeersintensiteiten op het traject Oostdijk-Oudelandsedijk niet ten grondslag heeft mogen leggen.
Eerder (uitspraak van 17 september 2008 in zaak nr.
200707669/1) heeft de Afdeling met betrekking tot het uitwerkingsplan "Handelskade", mede lettende op de betekenis die in het rapport van 25 mei 2007 aan de plaatselijke factoren is toegekend, geen grond gezien voor het oordeel dat het college er niet van uit mocht gaan dat de Oudelandsedijk veilig 6.000 motorvoertuigen per etmaal kan verwerken. Voorts heeft zij, onder verwijzing naar voormelde uitspraak van 5 september 2007, met betrekking tot de voor dit winkelcentrum verleende bouwvergunning onvoldoende grond aanwezig geacht om aan te nemen dat de realisering van het winkelcentrum tot overbelasting van de Oostdijk en de Oudelandsedijk zal leiden. Het door [appellant] ingebrachte rapport "Second opinion, Prognose Verkeersintensiteiten Oostdijk/Oudelandsedijk, Actualisatie mei 2007" van 28 september 2007 geeft geen aanleiding daar nu anders over te oordelen.
Hetgeen [appellant] thans verder naar voren heeft gebracht geeft evenmin aanleiding om anders te oordelen dan in die uitspraak is gedaan.
De rechtbank heeft voorts terecht overwogen dat het college, uitgaande van de verkeersintensiteit, zoals in voormeld rapport van 25 mei 2007 voorspeld, inclusief de autonome groei voor de nieuwe ontwikkelingen, onder verwijzing naar het deskundigenrapport van 25 juni 2007, niet op onjuiste wijze rekening heeft gehouden met de gevolgen van de realisering van het bouwplan met betrekking tot de geluidbelasting en luchtkwaliteit.
2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, voorzitter, en mr. W. Konijnenbelt en mr. H. Troostwijk, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.W. Wijers, ambtenaar van Staat.
w.g. Loeb w.g. Wijers
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 10 december 2008