200801824/1.
Datum uitspraak: 24 december 2008
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 25 februari 2008 in zaak nr. 06/6064 in het geding tussen:
het dagelijks bestuur van het stadsdeel Oost-Watergraafsmeer van de gemeente Amsterdam.
Bij besluit van 25 januari 2005 heeft het dagelijks bestuur van het stadsdeel Oost-Watergraafsmeer van de gemeente Amsterdam (hierna: het dagelijks bestuur) aan de Stichting Onze Lieve Vrouwe Gasthuis vrijstelling en bouwvergunning verleend voor het oprichten van een tijdelijk gebouw op het terrein nabij het gebouwgedeelte Camperstraat 119 van het Onze Lieve Vrouwe Gasthuis.
Bij besluit van 21 november 2006 heeft het dagelijks bestuur het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 25 februari 2008, verzonden op 26 februari 2008, heeft de rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 13 maart 2008, hoger beroep ingesteld.
Het dagelijks bestuur heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 26 november 2008, waar [appellant], in persoon, en het dagelijks bestuur, vertegenwoordigd door mr. S. Rodenburg, ambtenaar in dienst van de gemeente, zijn verschenen.
2.1. Niet in geschil is dat het bouwplan in strijd is met het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Onze Lieve Vrouwe Gasthuis (OLVG)".
Om het bouwplan mogelijk te maken heeft het dagelijks bestuur vrijstelling verleend met toepassing van artikel 17, eerste lid, van Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: de WRO).
2.2. Ingevolge artikel 17, eerste lid, van de WRO, kunnen burgemeester en wethouders met het oog op een voor een bepaalde termijn voorgenomen afwijking van een bestemmingsplan voor die termijn vrijstelling verlenen van dat plan. De termijn kan, ook na mogelijke verlenging, ten hoogste vijf jaren belopen.
2.3. [appellant] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat de tijdelijkheid van de bebouwing niet is aangetoond, waarbij hij aanvoert dat ter plaatse al eerder tijdelijke bebouwing is vergund.
2.3.1. Dit betoog faalt. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat het dagelijks bestuur voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de tijdelijke bebouwing niet langer dan de wettelijke termijn aanwezig zal zijn. De bestaande bebouwing van het Onze Lieve Vrouwe Gasthuis wordt verbouwd om onder andere de spoedeisende hulp uit te breiden met 1200 m². Om dit mogelijk te maken dient een tijdelijk onderkomen te worden gecreëerd voor de diensten en functies die door de interne uitbreiding tijdelijk worden verdrongen. De rechtbank heeft terecht in aanmerking genomen dat een planning van de verbouwingswerkzaamheden is overgelegd waarin is opgenomen dat de tijdelijke bebouwing in augustus 2009 verwijderd zal zijn. De rechtbank heeft terecht geen grond gezien voor het oordeel dat deze planning geen reëel beeld te zien geeft. Niet is aangetoond dat sprake is van een vrijstelling als bedoeld in artikel 17 van de WRO, die een voortzetting vormt van eerder verleende vrijstellingen.
2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. W. van den Brink, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.W. Wijers, ambtenaar van Staat.
w.g. Van den Brink w.g. Wijers
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 24 december 2008