Uitspraak
200708008/2heeft de voorzitter dat verzoek afgewezen.
Raad van State
In deze zaak heeft de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 22 december 2008 uitspraak gedaan over een verzoek om voorlopige voorziening. Het verzoek werd ingediend door [verzoekster] tegen een besluit van de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, die op 3 juli 2006 een boete van € 256.000,00 had opgelegd wegens overtreding van artikel 2, eerste lid, van de Wet arbeid vreemdelingen. De boete werd opgelegd na een bezwaar dat door de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid op 24 juli 2007 ongegrond werd verklaard. De voorzieningenrechter van de rechtbank Alkmaar had op 11 oktober 2007 het beroep van [verzoekster] tegen deze beslissing ongegrond verklaard.
[Verzoekster] heeft op 16 november 2007 hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzitter heeft het verzoek op 15 december 2008 behandeld, waarbij [verzoekster] werd vertegenwoordigd door mr. R.G.J. Laan, advocaat te Hoorn, en de minister door mr. J.J.A. Huisman van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
In de overwegingen van de voorzitter werd gesteld dat het verzoek om voorlopige voorziening strekt tot opschorting van de rechtsgevolgen van het besluit tot het opleggen van de boete, omdat de betaling van de boete ernstige gevolgen zou hebben voor de continuïteit van de bedrijfsvoering van [verzoekster]. De voorzitter oordeelde dat er voldoende aannemelijk was gemaakt dat [verzoekster] in een financiële noodsituatie zou komen te verkeren indien de boete werd ingevorderd. De hoofdzaak zou op 4 maart 2009 ter zitting worden behandeld.
De voorzitter besloot de boete op te schorten en de minister te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten van [verzoekster] tot een bedrag van € 644,00, alsook het griffierecht van € 433,00 te vergoeden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 22 december 2008.