ECLI:NL:RVS:2008:BG8605

Raad van State

Datum uitspraak
23 december 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200808718/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • H.G. Lubberdink
  • M.W.J. Sloots
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake bouwvergunningen voor woning en ligboxenmelkstal in Olst-Wijhe

Op 23 december 2008 heeft de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van hoger beroep tegen besluiten van het college van burgemeester en wethouders van Olst-Wijhe. Deze besluiten, genomen op 13 augustus 2008, betroffen de verlening van vrijstellingen en bouwvergunningen voor de oprichting van een woning, ligboxenmelkstal en kapschuur op een perceel in Olst-Wijhe. De verzoekers, die tegen deze besluiten in beroep waren gegaan, vroegen de voorzitter van de Raad van State om een voorlopige voorziening te treffen, omdat zij vreesden dat de bouwplannen schadelijk zouden zijn voor de omgeving en niet in overeenstemming met het streekplan zouden zijn.

De voorzitter heeft het verzoek op 18 december 2008 ter zitting behandeld, waarbij zowel de verzoekers als het college van burgemeester en wethouders aanwezig waren. De voorzitter oordeelde dat er geen aanleiding was om aan te nemen dat de aangevallen uitspraak in de bodemprocedure niet in stand zou blijven. Daarbij werd in aanmerking genomen dat het college van gedeputeerde staten van Overijssel eerder had aangegeven dat de bouwplannen in overeenstemming waren met het ruimtelijk beleid. Ook werd opgemerkt dat het perceel jarenlang een landbouwbedrijf had herbergt en dat de bouwplannen passen binnen het landschapsontwikkelingsplan.

Uiteindelijk heeft de voorzitter het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, met de overweging dat er geen proceskostenveroordeling nodig was. De uitspraak benadrukt het belang van het in acht nemen van ruimtelijke ordening en de bescherming van natuurwaarden in de context van bouwprojecten.

Uitspraak

200808718/2.
Datum uitspraak: 23 december 2008
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende het hoger beroep van:
[verzoekers], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Zwolle van 10 november 2008 in zaak nrs. 08/1581 en 08/1634 in het geding tussen:
[verzoekers]
en
het college van burgemeester en wethouders van Olst-Wijhe.
1. Procesverloop
Bij afzonderlijke besluiten van 13 augustus 2008, die zijn voorbereid met toepassing van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), heeft het college van burgemeester en wethouders van Olst-Wijhe (hierna: het college) aan [vergunninghouders] vrijstelling en bouwvergunning verleend voor het oprichten van een woning, ligboxenmelkstal en kapschuur op het perceel [locatie] te [plaats] (hierna: het perceel).
Bij afzonderlijke besluiten van 13 augustus 2008, die zijn voorbereid met toepassing van afdeling 3.4 van de Awb, heeft het college aan [vergunninghouders] vrijstelling en bouwvergunning verleend voor het oprichten van een honden- en kattenpension op het perceel.
Bij uitspraak van 10 november 2008 heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Zwolle (hierna: de voorzieningenrechter) het door [verzoekers] tegen deze besluiten ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak hebben [verzoekers] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 3 december 2008, hoger beroep ingesteld.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 3 december 2008, hebben Van [verzoekers] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 18 december 2008, waar [een der verzoekers], in persoon, bijgestaan door G.J. Panhuis, en het college, vertegenwoordigd door mr. P.J. Bijleveld, ambtenaar in dienst van de gemeente, bijgestaan door mr. F.J.M. Kobossen, advocaat te Deventer, zijn verschenen. Voorts is daar [een der vergunninghouders], bijgestaan door J. Starkenburg, vertegenwoordiger van de Stichting IJssellandschap, gehoord.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Niet in geschil is dat [vergunninghouders] zijn aangevangen met de bouw van drie gebouwen en dat onder meer de bouw van de ligboxenmelkstal zich in een vergevorderd stadium bevindt.
[vergunninghouders], het college en de Stichting IJssellandschap, die het perceel aan [vergunninghouders] verpacht, hebben ter zitting te kennen gegeven een groot belang te hebben bij voortgang van de uitvoering van de bouwplannen.
2.3. Het perceel is, voor zover thans van belang, in het streekplan Overijssel 2000+ (hierna: het streekplan) gelegen in de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur. Nieuwvestiging van landbouwbedrijven binnen de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur is volgens paragraaf 4.2.3.3. van het streekplan alleen mogelijk als onderdeel van een integrale gebiedsgerichte aanpak waarbij per saldo de natuurwaarden worden versterkt. Het perceel is voorts, voor zover thans van belang, gelegen in een gebied dat is aangeduid als "zone II: landbouw en cultuurlandschap". Deze zone wordt in paragraaf 4.2.2 van het streekplan gekenschetst als landbouwgebied met waarden van waarden van landschap en cultureel erfgoed (beplantingselementen, waardevol open, grootschalig landschap al dan niet met weidevogels, kleinschalig reliëf, essen, karakteristieke bebouwing, archeologisch belangrijke gebieden). Ten aanzien van zone II is het beleid van het college van gedeputeerde staten van Overijssel (hierna: het college van gedeputeerde staten) gericht op ontwikkeling van landbouw met behoud en ontwikkeling van landschap, cultureel erfgoed en recreatie. In deze zone is (her)vestiging van landbouwbedrijven mogelijk, mits deze in de structuur van het landschap en het cultureel erfgoed inpasbaar zijn.
2.3.1. Hetgeen [verzoekers] naar voren hebben gebracht, biedt geen grond voor het oordeel dat op voorhand moet worden aangenomen dat de aangevallen uitspraak in de bodemprocedure niet in stand zal blijven, althans dat uiteindelijk zal blijken dat de vrijstellingen en de bouwvergunningen niet mochten worden verleend. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat het college van gedeputeerde staten zich bij het verlenen van verklaringen van geen bezwaar op 12 augustus 2008 op het standpunt heeft gesteld dat de bouwplannen in overeenstemming zijn met het ruimtelijk beleid zoals dat is vastgelegd in het streekplan. Voorts wordt in aanmerking genomen dat op het perceel jarenlang een landbouwbedrijf gevestigd is geweest. Bovendien passen de bouwplannen in het landschapsontwikkelingsplan van 27 februari 2008, dat is opgesteld in samenwerking met de ervenconsulent van Het Oversticht, waarin uitdrukkelijk rekening wordt gehouden met het open landschap en kenmerkende beplantingselementen.
2.4. Gelet op het voorgaande bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Lubberdink, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. M.W.J. Sloots, ambtenaar van Staat.
w.g. Lubberdink w.g. Sloots
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 23 december 2008
499.