ECLI:NL:RVS:2008:BG8630

Raad van State

Datum uitspraak
31 december 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200803863/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Vlasblom
  • P. Klein
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongeldigverklaring kentekenbewijs door de RDW en de rechtsgeldigheid van bezwaar

In deze zaak gaat het om de ongeldigverklaring van het kentekenbewijs van een voertuig door de Dienst Wegverkeer (RDW) op 15 juni 2007. De RDW verklaarde het kentekenbewijs ongeldig per 14 juni 2007 op basis van artikel 58, tweede lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW 1994) en artikel 38, eerste lid, van het Kentekenreglement. De appellante, die in beroep ging tegen deze beslissing, kreeg gelijk van de rechtbank 's-Gravenhage op 28 april 2008, die het besluit van de RDW vernietigde en het bezwaar van de appellante niet-ontvankelijk verklaarde. De appellante ging in hoger beroep bij de Raad van State, die de zaak op 3 december 2008 behandelde.

De Raad van State oordeelde dat de RDW het kentekenbewijs beperkt ongeldig had verklaard, enkel voor het rijden op de weg, en dat de rechtbank ten onrechte het bezwaar van de appellante niet-ontvankelijk had verklaard. De Raad stelde vast dat de RDW de bevoegdheid had om het kentekenbewijs zowel beperkt als volledig ongeldig te verklaren, en dat het bezwaar van de appellante gericht was tegen het voortbestaan van haar voertuigverplichtingen. De Raad vernietigde de uitspraak van de rechtbank voor zover deze het bezwaar niet-ontvankelijk verklaarde en veroordeelde de RDW tot vergoeding van de proceskosten van de appellante.

De uitspraak benadrukt de noodzaak voor bestuursorganen om bezwaren correct te interpreteren en de rechten van appellanten te waarborgen. De Raad van State bevestigde dat de ongeldigverklaring van een kentekenbewijs niet automatisch leidt tot het vervallen van de aan de tenaamstelling verbonden verplichtingen, en dat een duidelijke communicatie van besluiten essentieel is voor de rechtszekerheid.

Uitspraak

200803863/1.
Datum uitspraak: 31 december 2008.
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak in zaak nr. 07/7090 van de rechtbank 's-Gravenhage van 28 april 2008 in het geding tussen:
[appellante]
en
de directie van de Dienst Wegverkeer.
1. Procesverloop
Bij besluit van 15 juni 2007 heeft de directie van de Dienst Wegverkeer (hierna: de RDW) het kentekenbewijs van het voertuig met kenteken […] per 14 juni 2007 op grond van artikel 58, tweede lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW 1994) en artikel 38, eerste lid, van het Kentekenreglement (Stb. 1994, 760, hierna: het Kr) ongeldig verklaard.
Bij besluit van 10 augustus 2007 heeft de RDW het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 28 april 2008, verzonden op 7 mei 2008, heeft de rechtbank 's-Gravenhage (hierna: de rechtbank) het door [appellante] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 10 augustus 2007 vernietigd, het bezwaar van [appellante] niet-ontvankelijk verklaard en bepaald dat de uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 26 mei 2008, hoger beroep ingesteld.
De RDW heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 3 december 2008, waar de RDW, vertegenwoordigd door mr. C. van der Berg, werkzaam bij de RDW, is verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 57, eerste lid, aanhef en onder e, van de WVW 1994 verliest een kentekenbewijs zijn geldigheid door ongeldigverklaring.
Ingevolge artikel 58, tweede lid, aanhef en onder b, kan een kentekenbewijs ongeldig worden verklaard indien het voertuig waarvoor het is afgegeven, niet voldoet aan de bij of krachtens deze wet vastgestelde eisen, met uitzondering van de ingevolge hoofdstuk III met betrekking tot de toelating tot het verkeer op de weg vastgestelde eisen.
Ingevolge het derde lid kan de ongeldigverklaring worden beperkt tot het rijden over de weg.
Ingevolge artikel 38, eerste lid, onder b en c, van het Kr kan de RDW een kentekenbewijs ongeldig verklaren voor het rijden op de weg indien naar het oordeel van deze dienst niet wordt voldaan aan de krachtens artikel 52, tweede lid, van de WVW 1994 in het kentekenbewijs vermelde voorschriften dan wel het voertuig waarvoor het kentekenbewijs is afgegeven, niet voldoet aan een of meer van de in artikel 58, tweede lid, onder b, c of d, van de WVW 1994 bedoelde eisen.
De Nota van Toelichting (Stb. 1994, 760) bij het Kr luidt ten aanzien van artikel 38:
"Artikel 58, derde lid, van de wet bepaalt dat de ongeldigverklaring van een kentekenbewijs kan worden beperkt tot het rijden over de weg. Het is in een dergelijk geval derhalve wel toegestaan het voertuig op de weg te laten staan. De ongeldigverklaring voor het rijden over de weg leidt niet tot verval van de tenaamstelling of tot schorsing van de aan de kentekenregistratie verbonden verplichtingen…"
2.2. De rechtbank heeft vastgesteld dat de RDW het kentekenbewijs uitsluitend ongeldig heeft verklaard voor het rijden op de weg. Omdat het bezwaar van [appellante] zich slechts richtte tegen de voortduring van de aan de kentekenregistratie verbonden verplichtingen, welke verplichtingen het gevolg zijn van de tenaamstelling in het kentekenregister en niet door de RDW kunnen worden geschorst of vervallen kunnen worden verklaard, had de RDW dit bezwaar volgens de rechtbank niet-ontvankelijk moeten verklaren.
2.3. [appellante] betoogt dat de rechtbank de RDW ten onrechte heeft gevolgd in haar betoog dat zij in haar besluit van 15 juni 2007 heeft besloten tot een beperkte ongeldigverklaring. Volgens haar is het kentekenbewijs volledig ongeldig verklaard.
2.3.1. Met de rechtbank is de Afdeling van oordeel dat het besluit van 15 juni 2007 aldus dient te worden uitgelegd dat de RDW het kentekenbewijs behorende bij het voertuig met het kenteken MD-ZR-95 beperkt ongeldig heeft verklaard, namelijk alleen voor het rijden op de weg. Hiertoe wordt overwogen dat, hoewel uit de bewoordingen van dit besluit niet blijkt of het kenteken volledig dan wel beperkt ongeldig is verklaard, dit wel blijkt uit de verwijzing in het besluit naar artikel 38, eerste lid, van het Kr.
Ingevolge artikel 7:11, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht vindt op grondslag van het bezwaar een volledige heroverweging plaats. Deze volledige heroverweging stelt het bestuursorgaan in staat eventuele gebreken te herstellen. Derhalve heeft de RDW het besluit in de bezwaarschriftprocedure kunnen verduidelijken. Voor zover het besluit van 15 juni 2007 onduidelijk was, is deze onduidelijkheid in het besluit op bezwaar weggenomen.
2.4. [appellante] betoogt voorts dat de rechtbank haar bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard.
2.4.1. Dit betoog slaagt. Gelet op artikel 58, tweede en derde lid, van de WVW 1994, had de RDW de bevoegdheid het kentekenbewijs van het voertuig van [appellante] beperkt dan wel volledig ongeldig te verklaren. Anders dan de RDW ter zitting heeft verklaard, wordt deze bevoegdheid in artikel 40 van het Kr niet ingeperkt. Dit artikel regelt de gevallen waarin tenaamstelling in het kentekenregister vervalt. Het bezwaar van [appellante] tegen het besluit van 15 juni 2007 richtte zich tegen het voortbestaan van de op haar rustende voertuigverplichtingen. Het voortbestaan van deze verplichtingen is onlosmakelijk verbonden met de beperkte ongeldigverklaring waartoe de RDW heeft besloten. Bij volledige ongeldigverklaring zouden de verplichtingen zijn vervallen. In verband hiermee had de RDW het bezwaar dienen te interpreteren als een bezwaar gericht tegen het besluit om het kentekenbewijs slechts beperkt, en derhalve niet volledig, ongeldig te verklaren. Voor niet-ontvankelijkverklaring van het hiertegen gerichte bezwaar bestond geen grond.
2.5. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd, voor zover de rechtbank het bezwaar van [appellante] niet-ontvankelijk heeft verklaard en heeft bepaald dat haar uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit.
2.6. De RDW dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 28 april 2008 in zaak nr. 07/7090, voor zover de rechtbank het bezwaar van [appellante] niet-ontvankelijk heeft verklaard en heeft bepaald dat haar uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
III. veroordeelt de directie van de Dienst Wegverkeer tot vergoeding van bij [appellante] in verband met de behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 322,00 (zegge: driehonderdtweeëntwintig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door de Dienst Wegverkeer aan [appellante] onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald;
IV. gelast dat de Dienst Wegverkeer aan [appellante] het door haar betaalde griffierecht ten bedrage van € 214,00 (zegge: tweehonderdveertien euro) voor de behandeling van het hoger beroep vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. M. Vlasblom, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P. Klein, ambtenaar van Staat.
w.g. Vlasblom w.g. Klein
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 31 december 2008.
176-591.