ECLI:NL:RVS:2008:BG8656

Raad van State

Datum uitspraak
31 december 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200803264/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek
  • W. van Hardeveld
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen buiten behandelingstelling aanvraag toevoeging door de raad voor rechtsbijstand

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch, die op 14 maart 2008 het beroep van [appellant] ongegrond verklaarde. De zaak betreft een aanvraag om een toevoeging die door de raad voor rechtsbijstand 's-Hertogenbosch op 20 oktober 2006 buiten behandeling is gesteld. De raad had de aanvraag buiten behandeling gesteld omdat [appellant] niet alle gevraagde gegevens had verstrekt. Bij besluit van 1 april 2007 verklaarde de raad het bezwaar van [appellant] ongegrond. De rechtbank oordeelde dat de raad terecht had geoordeeld dat [appellant] niet de noodzakelijke informatie had verschaft voor een goede beoordeling van de aanvraag.

[Appellant] heeft in hoger beroep betoogd dat hij wel degelijk alle gevraagde informatie heeft verstrekt en dat de raad onvoldoende duidelijkheid heeft gegeven over welke gegevens precies ontbraken. Hij stelde dat hij geen onderneming exploiteert en dat de raad had moeten doorvragen indien er onduidelijkheden waren. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de argumenten van [appellant] echter niet gevolgd. De rechtbank had terecht geoordeeld dat [appellant] niet de benodigde informatie had aangeleverd, ondanks de concrete verzoeken van de raad om aanvullende gegevens.

De Afdeling bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de raad op basis van de beschikbare gegevens de aanvraag niet inhoudelijk had kunnen beoordelen. Het hoger beroep van [appellant] werd ongegrond verklaard, en de aangevallen uitspraak werd bevestigd. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gedaan op 31 december 2008.

Uitspraak

200803264/1.
Datum uitspraak: 31 december 2008
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Steenbergen,
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 14 maart 2008 in zaak nr. 07/1648 in het geding tussen:
[appellant]
en
de raad voor rechtsbijstand 's-Hertogenbosch.
1. Procesverloop
Bij besluit van 20 oktober 2006 heeft de raad voor rechtsbijstand 's-Hertogenbosch (hierna: de raad) een aanvraag van [appellant] om een toevoeging buiten behandeling gesteld.
Bij besluit van 1 april 2007 heeft de raad het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 14 maart 2008, verzonden op 18 maart 2008, heeft de rechtbank 's-Hertogenbosch (hierna: de rechtbank) het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 29 april 2008, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 25 juni 2008.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting op 28 november 2008 aan de orde gesteld.
2. Overwegingen
2.1. Voordat de raad de aanvraag om toevoeging bij besluit van 20 oktober 2006 buiten behandeling heeft gesteld heeft hij [appellant] de gelegenheid geboden om de verzochte gegevens alsnog over te leggen.
2.2. [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat door hem niet alle gevraagde gegevens zijn verstrekt. Hij voert hiertoe aan dat hij bij faxbericht van 7 februari 2006 heeft medegedeeld dat geen sprake is van een onderneming en dat hij alle gevraagde informatie heeft verstrekt, dat hij secuur en correct heeft gereageerd op de informatieverzoeken van de raad en dat hij bij faxbericht van 28 augustus 2006 heeft medegedeeld dat hij geen bedrijf exploiteert.
Voorts betoogt hij dat de rechtbank eraan is voorbijgegaan dat het op de weg van de raad heeft gelegen om nadere vragen te stellen indien bepaalde zaken onduidelijk waren.
Ten slotte betoogt hij dat de rechtbank en de raad niet hebben onderkend dat de raad op basis van de voorhanden zijnde gegevens de aanvraag in ieder geval inhoudelijk had kunnen beoordelen.
2.3. Het betoog dat de rechtbank er aan is voorbijgegaan dat de raad duidelijker had moeten aangeven om welke stukken het precies ging, faalt. De raad heeft [appellant] schriftelijk verzocht om uitleg te geven waarom geen sprake is van een onderneming en heeft daarbij gewezen op de door hem overgelegde dagvaarding, waaruit blijkt dat [appellant] handelt onder de [naam] te [plaats] te Spanje en als zodanig kennelijk een bedrijf in verhuur van vakantiebungalows in Spanje exploiteert. Voorts heeft de raad verzocht om toezending van een uittreksel van de Kamer van Koophandel, de jaarcijfers 2004/2005 en het aanslag- en aangiftebiljet van de inkomstenbelasting over de jaren 2004 en 2005. Ten slotte heeft de raad verzocht om toezending van een volledig financieel verslag van 2005 en een fiscale verantwoording over 2005. Derhalve bestaat geen grond voor het oordeel dat de raad niet duidelijk heeft gemaakt welke bescheiden [appellant] diende over te leggen.
De rechtbank heeft, het vorenoverwogene in aanmerking genomen, terecht en op goede gronden overwogen dat [appellant] niet de voor de beoordeling van de aanvraag noodzakelijke informatie heeft verschaft en dat hij geconfronteerd met de in de hierboven vermelde dagvaarding vervatte concrete informatie omtrent een door hem gevoerd bedrijf is blijven volharden in zijn standpunt dat hij geen bedrijf exploiteert zonder dat hij dat standpunt tegenover die concrete informatie heeft onderbouwd. In de enkele mededeling van [appellant] dat hij de verzochte stukken niet heeft, dat hij geen bedrijf exploiteert en dat [naam] de naam is van het appartement in Spanje waarin hij woonachtig is, heeft de raad terecht geen reden behoeven te zien om van buiten behandelingstelling af te zien en de zaak inhoudelijk te beoordelen. Het betoog faalt.
Het betoog dat de rechtbank heeft miskend dat de raad de aanvraag ten onrechte buiten behandeling heeft gesteld omdat het ook de aanvraag had kunnen afwijzen, faalt eveneens. Artikel 4:5, eerste lid, aanhef en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht ziet immers juist op de situatie dat de aanvrager onvoldoende gegevens of bescheiden heeft verstrekt om een goede beoordeling van de aanvraag mogelijk te maken.
2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. W. van Hardeveld, ambtenaar van Staat.
w.g. Ligtelijn-van Bilderbeek w.g. Van Hardeveld
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 31 december 2008
312-497.