ECLI:NL:RVS:2009:BG9751

Raad van State

Datum uitspraak
8 januari 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200807201/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • R.J. Hoekstra
  • S. Bechinka
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake goedkeuring uitwerkingsplan Nesselande door college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland

Op 8 januari 2009 heeft de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak waarin W.H.P.M. Piket een verzoek om voorlopige voorziening had ingediend tegen het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland. Dit verzoek volgde op een besluit van het college van 26 augustus 2008, waarbij goedkeuring werd verleend aan het uitwerkingsplan '19e uitwerking bestemming woondoeleinden noordelijk deel deelgebied 6.1. bestemmingsplan Nesselande', vastgesteld door het dagelijks bestuur van de deelgemeente Prins Alexander van de gemeente Rotterdam. Piket, eigenaar van vijf percelen in het plangebied, stelde dat het uitwerkingsplan niet voorziet in de mogelijkheid om op zijn percelen woningbouw te realiseren en dat het college ten onrechte goedkeuring had verleend aan het plan.

Tijdens de zitting op 5 december 2008 werd het verzoek behandeld. Piket voerde aan dat er een spoedeisend belang was, omdat het gemeentebestuur had aangekondigd over te gaan tot onteigening van zijn percelen. Het dagelijks bestuur verklaarde echter dat de gronden deels in eigendom zijn van de gemeente en deels van particulieren, en dat er nog geen concrete stappen waren gezet richting verwerving van de particuliere gronden. De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, R.J. Hoekstra, oordeelde dat de realisatie van het uitwerkingsplan niet kan plaatsvinden zolang de percelen in eigendom zijn van Piket.

De voorzitter concludeerde dat er geen spoedeisend belang was dat rechtvaardigde dat een voorlopige voorziening werd getroffen. Het verzoek van Piket werd dan ook afgewezen. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 8 januari 2009, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

200807201/2.
Datum uitspraak: 8 januari 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
W.H.P.M. Piket, wonend te Gelderswoude, gemeente Zoeterwoude,
verzoeker,
en
het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 26 augustus 2008, kenmerk PZH-2008-712366, heeft het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland (hierna: het college) besloten over de goedkeuring van het door het dagelijks bestuur van de deelgemeente Prins Alexander van de gemeente Rotterdam (hierna: het dagelijks bestuur) bij besluit van 29 april 2008 vastgestelde uitwerkingsplan "19e uitwerking bestemming woondoeleinden noordelijk deel deelgebied 6.1. bestemmingsplan Nesselande" (hierna: het uitwerkingsplan).
Tegen dit besluit heeft onder meer W.H.P.M. Piket (hierna: Piket) bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 26 september 2008, beroep ingesteld.
Bij dezelfde brief als waarmee beroep is ingesteld heeft Piket de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Piket heeft een nader stuk ingediend.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 5 december 2008, waar het dagelijks bestuur, vertegenwoordigd door mr. V. Wiegman en E. Pot, beiden ambtenaar in dienst van de gemeente, is gehoord.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Het uitwerkingsplan vormt een deeluitwerking van het bestemmingsplan "Nesselande" en voorziet in nieuwe woningbouw in het noordelijke deel van deelgebied 6.1 van dit bestemmingsplan. Piket is eigenaar van vijf percelen in het plangebied, kavels 431, 433, 434, 439 en 441 (hierna: de percelen). De percelen liggen achter de bestaande woningen aan de Wollefoppenweg 27D, 27C, 29, 35 en 37.
2.3. Het verzoek is gericht op schorsing van de goedkeuring van het uitwerkingsplan.
2.4. Piket stelt dat het college ten onrechte goedkeuring heeft verleend aan het uitwerkingsplan. Daartoe voert hij aan dat het uitwerkingsplan, gelet op de ligging van de percelen en de op de plankaart weergegeven bestemmingen, ten onrechte niet voorziet in de door hem gewenste mogelijkheid om op zijn percelen zelf woningbouw te realiseren. Het dagelijks bestuur mocht volgens hem het uitwerkingsplan niet vaststellen voor zover het gronden betreft die de gemeente niet in eigendom heeft. Hij stelt dat het spoedeisend belang is gelegen in de omstandigheid dat het gemeentebestuur heeft medegedeeld over te gaan tot onteigening van de percelen.
2.5. Ter zitting is van de zijde van het dagelijks bestuur medegedeeld dat de gronden in het uitwerkingsgebied voor een deel in eigendom zijn van de gemeente en voor deel in handen zijn van particulieren. Over de verwerving van laatstgenoemde gronden zijn onderhandelingen gaande die nog geen concreet zicht op verwerving hebben opgeleverd. Wat betreft de gronden van Piket is volgens het dagelijks bestuur zeer recentelijk een onteigeningsbesluit genomen. Voorts is door het dagelijks bestuur verklaard dat voor het uitwerkingsgebied geen bouwvergunningen zijn aangevraagd en dat niet valt te verwachten dat binnen afzienbare tijd met werkzaamheden ten behoeve van de verwezenlijking van het uitwerkingsplan zal worden begonnen.
2.6. De voorzitter stelt voorop dat realisatie van het uitwerkingsplan wat betreft de percelen niet ter hand kan worden genomen zolang de percelen in eigendom zijn van Piket.
Voor zover het betoog van Piket aldus moet worden begrepen dat hij vreest dat de percelen worden onteigend nu het plan niet mogelijk maakt dat hij zelf ter plaatse woningbouw kan realiseren, wordt overwogen dat eventuele onteigening ter uitvoering van het uitwerkingsplan eerst dan kan plaatsvinden nadat de goedkeuring van het uitwerkingsplan onherroepelijk is geworden.
2.7. Gelet op het voorgaande is niet gebleken van een spoedeisend belang dat rechtvaardigt dat in afwachting van de behandeling van het beroep door de Afdeling een voorlopige voorziening wordt getroffen. Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek af te wijzen.
2.8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. R.J. Hoekstra, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. S. Bechinka, ambtenaar van Staat.
w.g. Hoekstra w.g. Bechinka
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 8 januari 2009
371-432.