ECLI:NL:RVS:2009:BG9780

Raad van State

Datum uitspraak
14 januari 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200801828/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • P.A. Offers
  • M.W. Wijers
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring bezwaar bouwvergunning zorgcentrum en woningen te Delfzijl

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellanten tegen de uitspraak van de rechtbank Groningen, die hen niet-ontvankelijk heeft verklaard in hun bezwaar tegen een bouwvergunning verleend door het college van burgemeester en wethouders van Delfzijl. Het college had op 12 september 2006 vrijstelling en een bouwvergunning verleend aan Acantus Vastgoed voor de bouw van een zorgcentrum en 46 woningen op het perceel Jachtlaan 44 te Delfzijl. Appellanten, die beroepsbeoefenaars in de gezondheidszorg zijn, stelden dat het besluit van het college hun belangen veronachtzaamde en dat zij als belanghebbenden aangemerkt moesten worden.

De rechtbank Groningen oordeelde echter dat appellanten niet op grond van nabijheid of zicht als belanghebbenden konden worden aangemerkt, aangezien hun apotheek zich op ongeveer anderhalve kilometer van de bouwlocatie bevond en er in het nieuwe zorgcentrum geen apotheek zou worden gevestigd. Appellanten stelden dat hun betrokkenheid bij de gezondheidszorg hen recht gaf op een ontvankelijkheid in het bezwaar, maar de rechtbank oordeelde dat hun belang te ver verwijderd was van het bestreden besluit.

In hoger beroep bevestigde de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State de uitspraak van de rechtbank. De Afdeling oordeelde dat de rechtbank terecht had vastgesteld dat appellanten niet-ontvankelijk waren in hun bezwaar. De betrokkenheid van appellanten bij de gezondheidszorg was niet voldoende om hen als belanghebbenden aan te merken in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

200801828/1.
Datum uitspraak: 14 januari 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante] en haar beide vennoten, [vennoot A] en [vennoot B], gevestigd dan wel wonend te [plaats],
appellanten,
tegen de uitspraak van de rechtbank Groningen van 15 januari 2008 in zaak nr. 07/439 in het geding tussen:
appellanten
en
het college van burgemeester en wethouders van Delfzijl.
1. Procesverloop
Bij besluit van 12 september 2006 heeft het college van burgemeester en wethouders van Delfzijl (hierna: het college) aan Acantus Vastgoed (hierna: Acantus) vrijstelling en bouwvergunning verleend voor het bouwen van een zorgcentrum en 46 woningen met bergingen op het perceel Jachtlaan 44 te Delfzijl.
Bij besluit van 26 maart 2007 heeft het college het door [appellanten] daartegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 15 januari 2008, verzonden op 30 januari 2008, heeft de rechtbank Groningen (hierna: de rechtbank) het door [appellanten] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben [appellanten] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 11 maart 2008, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
[appellanten] hebben nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 23 december 2008, waar voor [appellanten], [vennoot A] in persoon, bijgestaan door mr. drs. R. Arends, advocaat te Surhuisterveen, en het college, vertegenwoordigd door N. Wouters en R. Munneke, ambtenaren in dienst van de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) wordt onder belanghebbende verstaan degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
2.2. [appellanten] betogen dat de rechtbank heeft miskend dat het college hen ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard in hun bezwaar tegen het besluit van 12 september 2006, omdat zij vanwege de hoedanigheid van beroepsbeoefenaars in de gezondheidszorg op grond van de door hen afgelegde eed zich zoveel mogelijk behoren in te zetten voor de gezondheid en het welzijn van de aan hun zorg toevertrouwde personen, hetgeen door onderhavig besluit wordt belemmerd, nu het college, naar zij stellen, de belangen van de gezondheidszorg veronachtzaamt.
2.2.1. Dit betoog faalt. De rechtbank heeft terecht vastgesteld dat [appellanten] niet op grond van nabijheid of zicht als belanghebbenden kunnen worden aangemerkt, waarbij zij in aanmerking heeft genomen dat deze apotheek op ongeveer anderhalve kilometer van de locatie van het nieuw te bouwen zorgcentrum is gelegen. Voorts zal er in het nieuwe zorgcentrum geen apotheek gevestigd worden, zodat de rechtbank terecht heeft overwogen dat het belang van [appellanten] niet gelegen is in het aspect van concurrentie.
De uit hun professie voortvloeiende betrokkenheid met de gezondheidszorg in de gemeente Delfzijl en hetgeen [appellanten] overigens aanvoeren, staat in een zodanig ver verwijderd verband met het bestreden besluit dat dit geen rechtstreeks belang in de zin van artikel 1:2, eerste lid, van de Awb, oplevert. De rechtbank heeft met recht geoordeeld dat het college [appellanten] terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard in hun bezwaar tegen het besluit van 12 september 2006.
Nu slechts de ontvankelijkheid van [appellanten] in dit geding aan de orde is, kan aan hetgeen overigens is aangevoerd niet worden toegekomen.
2.3. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. P.A. Offers, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.W. Wijers, ambtenaar van Staat.
w.g. Offers w.g. Wijers
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 14 januari 2009
444