ECLI:NL:RVS:2009:BH0461

Raad van State

Datum uitspraak
21 januari 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200802865/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek
  • G.A.A.M. Boot
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen besluit van het college van burgemeester en wethouders van Valkenswaard inzake bestuursdwang en gebruik van een verbouwde kippenstal als woning

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant A] tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Valkenswaard, waarbij aan hem onder aanzegging van bestuursdwang is gelast de bewoning van een tot woning verbouwde kippenstal te staken. Het college heeft op 17 juli 2006 besloten dat de appellant de verbouwde kippenstal op het perceel [locatie] te [plaats] diende te herstellen naar de oorspronkelijke toestand of te verwijderen. De appellant heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het college heeft dit bezwaar gedeeltelijk gegrond en voor het overige ongegrond verklaard op 8 mei 2007. De rechtbank 's-Hertogenbosch heeft op 28 maart 2008 het beroep van de appellant ongegrond verklaard, waarna de appellant hoger beroep heeft ingesteld bij de Raad van State.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 5 januari 2009 ter zitting behandeld. De appellant, bijgestaan door zijn gemachtigde mr. J.L.R.E.M. Ludwig, en het college, vertegenwoordigd door mr. H.G.W. van Heugten, waren aanwezig. De appellant betoogde dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat het college bevoegd was om handhavend op te treden, omdat het oorspronkelijke bouwwerk al meer dan 63 jaar aanwezig was en onder het overgangsrecht zou vallen. De Afdeling oordeelde echter dat de aanzegging bestuursdwang niet betrekking had op het oorspronkelijke kippenhok, maar op de zonder bouwvergunning gerealiseerde verbouwing tot woning, die omstreeks 1979 had plaatsgevonden. Dit bouwwerk voldeed niet aan de eisen van het overgangsrecht.

De Afdeling concludeerde dat het college bevoegd was om handhavend op te treden en dat er geen zicht op legalisatie bestond. Het hoger beroep van de appellant werd ongegrond verklaard en de aangevallen uitspraak van de rechtbank werd bevestigd. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

200802865/1.
m uitspraak: 21 januari 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellanten], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 28 maart 2008 in zaak nr. 07/1837 in het geding tussen:
[appellanten]
en
het college van burgemeester en wethouders van Valkenswaard.
1. Procesverloop
Bij besluit van 17 juli 2006 heeft het college van burgemeester en wethouders van Valkenswaard (hierna: het college) [appellant A] onder aanzegging van bestuursdwang gelast bewoning van de tot woning verbouwde kippenstal op het perceel [locatie] te [plaats] te staken, dit bouwwerk in de oorspronkelijke toestand te herstellen dan wel te verwijderen of af te breken en de nabij de woning geplaatste gastank te verwijderen.
Bij besluit van 8 mei 2007 heeft het college het door [appellanten] (hierna: [appellant]) daartegen gemaakte bezwaar wat betreft de motivering gedeeltelijk gegrond en voor het overige ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 28 maart 2008, verzonden op 2 april 2008, heeft de rechtbank 's-Hertogenbosch (hierna: de rechtbank) het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 21 april 2008, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 5 januari 2009,
waar [appellant A], in persoon en bijgestaan door mr. J.L.R.E.M. Ludwig, gemachtigde, en het college, vertegenwoordigd door mr. H.G.W. van Heugten, ambtenaar in dienst van de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het hoger beroep is uitsluitend gericht tegen de aanzegging bestuurdwang voor zover betrekking hebbend op de woning en het gebruik daarvan.
2.2. [appellant] betoogt in dit verband allereerst dat de rechtbank er ten onrechte aan voorbij is gegaan dat het oorspronkelijke bouwwerk er al meer dan 63 jaar staat, zodat dat bouwwerk en het gebruik daarvan onder het overgangsrecht vallen en het college dan ook niet de bevoegdheid had daartegen handhavend op te treden.
2.2.1. Dit betoog faalt. De aanzegging bestuursdwang heeft geen betrekking op het oorspronkelijk aanwezige bouwwerk, een kippenhok, doch op de zonder bouwvergunning gerealiseerde verbouwing daarvan tot woning. Als gevolg van die verbouwing, welke naar uit de stukken kan worden opgemaakt en door [appellant] desgevraagd ter zitting is bevestigd, omstreeks 1979 moet hebben plaatsgevonden is sedertdien sprake van een wezenlijk ander bouwwerk dan aanvankelijk aanwezig was. Niet in geschil is dat het overgangsrecht hier slechts van toepassing kan zijn op bouwwerken die vóór 27 augustus 1976 reeds bestonden dan wel in uitvoering waren of konden worden opgericht krachtens een voor die datum aangevraagde bouwvergunning. De woning opgericht omstreeks 1979 voldoet niet aan die eis.
Ook het gebruik als woning valt niet onder het overgangsrecht, reeds omdat dat gebruik blijkens de stukken ruim vóór de hier relevante peildatum voor de toepasselijkheid van het overgangsrecht, zijnde 29 juni 1986, is gewraakt bij schrijven van 18 september 1979. De rechtbank heeft derhalve terecht geoordeeld dat het college bevoegd was terzake handhavend op te treden.
2.3. Gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving, zal in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om met bestuursdwang of een last onder dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag van het bestuursorgaan worden gevergd, dit niet te doen. Dit kan zich voordoen indien concreet uitzicht op legalisatie bestaat. Voorts kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien.
2.4. Anders dan [appellant] kennelijk tevens betoogt te betogen vormt het enkele feit dat de woning reeds geruime tijd aanwezig is en als zodanig wordt gebruikt geen bijzondere omstandigheid op grond waarvan het college van handhaving had behoren af te zien. Het enkele tijdsverloop is daarvoor, ongeacht de duur ervan, onvoldoende. Het oordeel van de rechtbank op dit punt wordt onderschreven, evenals hetgeen de rechtbank overigens daaromtrent heeft overwogen. De rechtbank heeft voorts terecht en op juiste gronden geoordeeld dat geen zicht op legalisatie bestaat.
2.5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. G.A.A.M. Boot, ambtenaar van Staat.
w.g. Ligtelijn-van Bilderbeek w.g. Boot
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 21 januari 2009
202.