Op 19 januari 2009 heeft de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening. Het betreft een besluit van het college van dijkgraaf en hoogheemraden van het Hoogheemraadschap van Rijnland, dat op 19 december 2008 het verzoek van de verzoekers om toepassing van bestuurlijke handhavingsmiddelen afwees. De verzoekers hadden bezwaar gemaakt tegen dit besluit en vroegen de voorzitter om een voorlopige voorziening. Tijdens de zitting op 6 januari 2009 waren de verzoekers, bijgestaan door hun advocaat, en vertegenwoordigers van het college aanwezig. Ook de vergunninghoudster was als partij gehoord.
De voorzitter overwoog dat het college op 28 november 2008 een gedoogbesluit had genomen met betrekking tot het lozen van verontreinigd water op de gemeentelijke riolering door de vergunninghoudster. De verzoekers betoogden dat dit gedoogbesluit in strijd was met het gedoogbeleid van het college, omdat er geen ontvankelijke aanvraag voor een lozingsvergunning was ingediend. Hierdoor was er volgens hen geen uitzicht op legalisatie en had het college handhavingsmiddelen moeten toepassen.
De voorzitter besloot het gedoogbesluit te schorsen en een voorlopige voorziening te treffen, gezien de samenhang tussen het gedoogbesluit en het bestreden besluit. Daarnaast werd het college veroordeeld tot vergoeding van proceskosten aan de verzoekers, die op € 322,00 werden vastgesteld, en het griffierecht van € 145,00 moest ook worden vergoed. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 19 januari 2009.