200900302/1.
Datum uitspraak: 29 januari 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoeker], wonend te Tynaarlo,
het college van burgemeester en wethouders van Tynaarlo,
verweerder.
Bij besluit van 16 december 2008 heeft het college van burgemeester en wethouders van Tynaarlo (hierna: het college) aan [verzoeker] een aantal lasten onder dwangsom opgelegd wegens overtredingen van artikel 2.24 van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (hierna: het Activiteitenbesluit) en een aantal artikelen van de daarbij behorende Regeling algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (hierna: de Regeling).
Tegen dit besluit heeft [verzoeker] bezwaar gemaakt.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 13 januari 2009, heeft [verzoeker] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Het college heeft een nader stuk ingediend.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 19 januari 2009, waar [verzoeker], in persoon en vertegenwoordigd door mr. D. Rietberg, advocaat te Groningen, en het college, vertegenwoordigd door E. Vrijs en E.J. Jacobs, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
2.1. De inrichting omvat een stallingruimte voor autobussen en beperkt onderhoud. Tot 31 januari 2007 was de inrichting in werking met een vergunning verleend op grond van de Wet milieubeheer. Per 1 januari 2008 is het Activiteitenbesluit in werking getreden. Als gevolg daarvan is de inrichting niet meer vergunningplichtig, maar is de Regeling op de inrichting van toepassing.
2.2. De last in verband met overtreding van artikel 2.2 van de Regeling, houdt in dat [verzoeker] rapportages van de bemonstering van het grondwater over de jaren 2006, 2007 en 2008 dient over te leggen. [verzoeker] heeft de rapportage over 2008 inmiddels overgelegd in verband waarmee het college ter zitting heeft toegezegd niet tot inning van de dwangsom te zullen overgaan aangaande de rapportages van 2006 en 2007. Als reactie op deze toezegging heeft [verzoeker] ter zitting het verzoek ten aanzien van deze last onder dwangsom ingetrokken.
2.3. De bestreden lasten strekken ertoe verdere overtreding te voorkomen van artikel 2.24 van het Besluit en de artikelen 3.27, 3.35, 4.10, 4.18 en 4.94 van de daarbij behorende Regeling. Artikel 2.24 van het Besluit heeft betrekking op het overleggen van gegevens waaruit blijkt dat er een verzekering of anderszins financiële dekking is voor de binnen de inrichting aanwezige ondergrondse tank. De lasten aangaande de overtredingen van de Regeling hebben betrekking op bodembeschermende opslagvoorzieningen. Hiervoor dienen de ondergrondse tank en de vloeistofdichte vloeren te worden beoordeeld en goedgekeurd. De lasten houden in dat binnen het verstrijken van een termijn van zes weken aan de artikelen dient te worden voldaan op verbeurte van een dwangsom voor elke week dat de overtreding niet ongedaan is gemaakt.
2.4. [verzoeker] betoogt dat de artikelen 3.35, 4.10 en 4.18 van de Regeling niet worden overtreden en dat de overtredingen voor het overige op korte termijn zullen kunnen worden beëindigd. Hij betoogt in dit kader dat de begunstigingstermijn van zes weken daartoe te kort is. [verzoeker] kan de overtredingen ongedaan maken door een aantal certificaten over te leggen. Hiervoor dienen echter verschillende onderdelen van de inrichting te worden gekeurd. Deze keuringen kunnen echter eerst gerealiseerd worden nadat een aantal feitelijke en technische onderzoeken heeft plaatsgevonden, aldus [verzoeker]. [verzoeker] is afhankelijk van de technische bureaus die deze onderzoeken uitvoeren. Hij heeft betoogd dat deze onderzoeken wegens de bouwvakvakantie in de kerstperiode en de bijzondere weersomstandigheden nog niet plaats hebben kunnen vinden. Hierdoor zou [verzoeker] niet binnen de begunstigingstermijn aan de desbetreffende lasten kunnen voldoen. Naar verwachting van [verzoeker] zullen deze onderzoeken binnen korte tijd plaatsvinden, waarna de certificaten op korte termijn zullen worden afgegeven.
2.5. Ter zitting is gebleken dat binnen twee weken een besluit op bezwaar zal worden genomen. Gelet daarop, en in aanmerking genomen dat [verzoeker] al opdrachten tot keuring heeft gegeven om zodoende de overtredingen op korte termijn ongedaan te maken, acht de voorzitter het niet aannemelijk, mede gezien hetgeen het college hierover ter zitting heeft verklaard, dat er een zodanig gevaar voor het milieu bestaat in de periode tot het moment waarop door het college op het bezwaarschrift wordt beslist en een korte periode daarna. De voorzitter ziet, bij afweging van de betrokken belangen, daarom aanleiding om bij wijze van voorlopige voorziening te bepalen dat de begunstigingstermijn wordt verlengd tot vier weken na het besluit op bezwaar. De voorzitter heeft daarbij betrokken dat [verzoeker] de opdrachten tot uitvoering van de benodigde onderzoeken en rapportages al heeft opgegeven.
2.6. Het college dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Tynaarlo van 16 december 2008, kenmerk 08/7522/mil, wat betreft de begunstigingstermijn ter zake van de lasten aangaande artikel 2.24 van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer en de artikelen 3.27, 3.35, 4.10, 4.18 en 4.94 van de Regeling algemene regels voor inrichtingen milieubeheer, tot vier weken na de bekendmaking van het besluit op bezwaar, met dien verstande dat indien binnen die termijn wordt verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening, de schorsing doorloopt totdat op dat verzoek is beslist;
II. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Tynaarlo tot vergoeding van bij [verzoeker], in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 644,00 (zegge: zeshonderdvierenveertig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door de gemeente Tynaarlo aan [verzoeker] onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald;
III. gelast dat de gemeente Tynaarlo aan [verzoeker] het door hem voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 145,00 (zegge: honderdvijfenveertig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. J.M. Boll, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. C. Sparreboom, ambtenaar van Staat.
w.g. Boll w.g. Sparreboom
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 29 januari 2009