ECLI:NL:RVS:2009:BH1862

Raad van State

Datum uitspraak
4 februari 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200803356/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • P. van Dijk
  • P.A. Offers
  • K.J.M. Mortelmans
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de boete opgelegd aan een taxichauffeur wegens het ontbreken van een geldige werkmap

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de minister van Verkeer en Waterstaat tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De rechtbank had op 28 maart 2008 geoordeeld dat de minister een boete van € 220,00 aan [wederpartij] ten onrechte had opgelegd, omdat deze niet in het bezit was van een geldige werkmap tijdens een controle op 15 juni 2006. De rechtbank oordeelde dat de minister de boete moest matigen tot € 110,00, omdat de overtreding slechts in beperkte mate aan [wederpartij] kon worden verweten. De minister ging in hoger beroep, waarbij hij betoogde dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat de instructies in de gebruiksaanwijzing van de werkmap onjuist waren en dat de ernst van de overtreding gering was.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 4 februari 2009 behandeld. De Afdeling oordeelde dat de rechtbank terecht had vastgesteld dat [wederpartij] niet beschikte over een geldige werkmap en dat de minister bevoegd was om een boete op te leggen. Echter, de Afdeling bevestigde de beslissing van de rechtbank om de boete te matigen, omdat de beperkte verwijtbaarheid van [wederpartij] en de geringe ernst van de overtreding in aanmerking moesten worden genomen. De minister had niet aangetoond dat de rechtbank onterecht had geoordeeld over de instructies in de gebruiksaanwijzing.

De Afdeling concludeerde dat het hoger beroep ongegrond was en bevestigde de uitspraak van de rechtbank, met verbetering van de gronden. De minister werd opgedragen griffierecht te betalen van € 433,00. Deze uitspraak benadrukt het belang van duidelijke instructies in gebruiksaanwijzingen en de noodzaak voor bestuurders om op de hoogte te zijn van geldende regelgeving.

Uitspraak

200803356/1.
Datum uitspraak: 4 februari 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de minister van Verkeer en Waterstaat,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 28 maart 2008 in zaak nr. 07/826 in het geding tussen:
[wederpartij], wonend te [woonplaats],
en
de minister van Verkeer en Waterstaat.
1. Procesverloop
Bij besluit van 25 september 2006 heeft de minister van Verkeer en Waterstaat (hierna: de minister) [wederpartij] een boete van € 220,00 opgelegd.
Bij besluit van 11 januari 2007 heeft de minister het door [wederpartij] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 28 maart 2008, verzonden op 4 april 2008, heeft de rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) het door [wederpartij] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 11 januari 2007 vernietigd, het besluit van 25 september 2006 herroepen, de boete vastgesteld op € 110,00 en bepaald dat deze uitspraak in de plaats treedt van het besluit van 11 januari 2007. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft de minister bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 7 mei 2008, hoger beroep ingesteld.
De minister en [wederpartij] hebben desgevraagd nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 5 januari 2009, waar de minister, vertegenwoordigd door mr. W. Autar, D.J. van Tergouw en
M. Drijer, ambtenaren in dienst van het ministerie, is verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 2.4:2, eerste lid, van het Arbeidstijdenbesluit vervoer (hierna: het Atbv) heeft bij taxivervoer de bestuurder gedurende de tijd dat hij arbeid verricht een geldige werkmap bij zich volgens een door Onze Minister vastgesteld model.
Ingevolge het derde lid van dit artikel kunnen bij regeling van Onze Ministers nadere regels worden gesteld ten aanzien van de inhoud, het gebruik, de vorm, de afgifte en de verlenging van de geldigheidsduur van de werkmap.
Ingevolge artikel 8:1, eerste lid, van het Atbv, voor zover thans van belang, levert het niet naleven van artikel 2.4:2, eerste lid, een beboetbaar feit op.
Ingevolge artikel 2, eerste lid, van de krachtens artikel 2.4:2, derde lid, van het Atbv door de minister van Verkeer en Waterstaat en de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid vastgestelde Regeling werkmap, voor zover thans van belang, vult de bestuurder de werkmap in op de daarin aangegeven wijze.
Ingevolge het tweede lid van dit artikel bedraagt de geldigheidsduur van de werkmap 1 jaar.
2.2. De minister heeft aan het in bezwaar gehandhaafde besluit tot het opleggen van een boete van € 220,00 aan [wederpartij] ten grondslag gelegd dat hij heeft gehandeld in strijd met artikel 2.4:2, eerste lid, van het Atbv. Daartoe heeft de minister zich op het standpunt gesteld dat [wederpartij] bij een controle op 15 juni 2006 niet in het bezit was van een geldige werkmap. Na de datum van ingebruikname van de werkmap, 6 juni 2005, was immers meer dan 1 jaar verstreken, zodat de geldigheidsduur van de werkmap ingevolge artikel 2, tweede lid, van de Regeling werkmap was verstreken.
2.3. Niet in geschil is dat [wederpartij] op het moment van de inspectie niet beschikte over een geldige werkmap zoals bedoeld in artikel 2.4:2, eerste lid, van het Atbv en dat de minister daarom in beginsel bevoegd was om een boete op te leggen. Voorts is thans onbestreden de overweging van de rechtbank dat [wederpartij] niet kan worden gevolgd in de stelling dat hem in het geheel geen verwijt valt te maken, omdat het tot zijn verantwoordelijkheid behoort om tijdig op te hoogte te zijn van de voor hem geldende wettelijke regelingen ten aanzien van taxivervoer en uit de toepasselijke regelingen onmiskenbaar blijkt dat de geldigheidsduur van de werkmap 1 jaar bedraagt.
2.4. De rechtbank heeft in aanmerking genomen dat in de gebruiksaanwijzing van de werkmap is vermeld dat bij een volle werkmap op de voorzijde van de werkmap de laatste dag van gebruik dient te worden ingevuld en dat de werkmap 53 weekstaten bevat, doch niet is vermeld dat de werkmap 1 jaar geldig is, terwijl de instructies in de werkmap, gezien de geldigheidsduur van 1 jaar, onjuist zijn. Nu [wederpartij] de instructies correct heeft opgevolgd, kan het hem naar het oordeel van de rechtbank slechts in beperkte mate worden verweten dat hij de geldigheidsduur van 1 jaar niet in acht heeft genomen. De beperkte verwijtbaarheid van [wederpartij] geeft naar het oordeel van de rechtbank onder de omstandigheden aanleiding om de boete te matigen. Voorts is de rechtbank van oordeel dat de minister rekening had moeten houden met de geringe ernst van de overtreding, aangezien de geldigheidsduur ten tijde van de inspectie slechts met 9 dagen was overschreden en [wederpartij], nadat hij had begrepen dat de geldigheidsduur was overschreden, onmiddellijk een nieuwe werkmap in gebruik heeft genomen. Zowel de beperkte verwijtbaarheid als de geringe ernst van de overtreding geven de rechtbank aanleiding het beroep gegrond te verklaren, het bestreden besluit te vernietigen en zelf voorziend het besluit van 25 september 2006 te herroepen en de boete met 50% te matigen tot € 110,00.
2.5. De minister betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat het enkele feit dat in de gebruiksaanwijzing van de werkmap niet staat vermeld dat deze 1 jaar geldig is, niet wil zeggen dat de instructies onjuist zijn. De geldigheidsduur is geregeld in de Regeling werkmap. Volgens de minister valt niet in te zien dat deze ook in de gebruiksaanwijzing moet staan. Dat de geldigheidsduur niet in de gebruiksaanwijzing staat en de termijn ten tijde van controle slechts met 9 dagen was overschreden, betekent niet dat de overtreding [wederpartij] slechts in beperkte mate valt te verwijten. Volgens de minister heeft de rechtbank ten onrechte overwogen dat een overschrijding van 9 dagen een overtreding van geringe ernst is. Daarbij wijst hij erop dat het doel van de geldigheidsduur het voorkomen van fraude is.
2.5.1. De minister betoogt terecht dat de rechtbank er ten onrechte van is uitgegaan dat het feit dat in de gebruiksaanwijzing niet staat vermeld dat deze 1 jaar geldig is, betekent dat de instructies onjuist zijn. Dit kan hem echter niet baten. De Afdeling heeft kennis genomen van het desgevraagd door de minister overgelegde voorbeeld van een gebruiksaanwijzing van een werkmap en van de desgevraagd door [wederpartij] overgelegde gebruiksaanwijzing behorend bij de in geding zijnde werkmap.
De overgelegde gebruiksaanwijzingen zijn identiek. Onder 3.3. hiervan staat vermeld dat bij een volle werkmap op de voorzijde van de werkmap de laatste dag van gebruik wordt ingevuld. Gelet op het feit dat in de gebruiksaanwijzing wordt gesproken over een volle werkmap en een werkmap 53 weekstaten bevat - het gaat derhalve slechts om een overtreding van 9 minus 7 = 2 dagen - dient met de rechtbank te worden geoordeeld dat [wederpartij] slechts in beperkte mate kan worden verweten dat hij de geldigheidsduur van 1 jaar niet in acht heeft genomen. Reeds daarom heeft de rechtbank terecht aanleiding gezien de boete te matigen.
2.6. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient, met verbetering van de gronden waarop deze rust, te worden bevestigd.
2.7. Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen, is niet gebleken.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. bevestigt de aangevallen uitspraak;
II. verstaat dat de secretaris van de Raad van State van de Staat der Nederlanden (het Ministerie van Verkeer en Waterstaat) griffierecht ten bedrage van € 433,00 (zegge: vierhonderddrieëndertig euro) heft.
Aldus vastgesteld door mr. P. van Dijk, voorzitter, en mr. P.A. Offers en mr. K.J.M. Mortelmans, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.M. van der Smissen, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Dijk w.g. Van der Smissen
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 4 februari 2009
419.