200803343/1.
Datum uitspraak: 4 februari 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], gevestigd te [plaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 27 maart 2008 in zaak nr. 07/4039 in het geding tussen:
het college van burgemeester en wethouders van Beuningen.
Bij besluit van 4 september 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders van Beuningen (hierna: het college) aan [vergunninghouder] vrijstelling verleend voor de verkoop van huisdierbenodigdheden in het tuincentrum op het perceel, plaatselijk bekend [locatie] te Beuningen.
Bij uitspraak van 27 maart 2008, verzonden op dezelfde datum, heeft de rechtbank Arnhem (hierna: de rechtbank) het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant]r bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 8 mei 2008, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 15 januari 2009, waar [appellant], vertegenwoordigd door A.H. van Leeuwen en A.G. Bulten, en het college vertegenwoordigd door J.J.M. van der Zande, ambtenaar in dienst van de gemeente, zijn verschenen. Voorts is daar gehoord [vergunninghouder], vertegenwoordigd door [gemachtigde], en het college van gedeputeerde staten van Gelderland, vertegenwoordigd door mr. A. Pol, ambtenaar in dienst van de provincie.
2.1. Vast staat dat de verkoop van huisdierbenodigdheden op het perceel in strijd is met het bestemmingsplan "Buitengebied". Het college heeft toepassing gegeven aan de bevoegdheid voor dat gebruik vrijstelling te verlenen krachtens artikel 19, eerste lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: WRO).
2.2. Ingevolge artikel 19, eerste lid, van de WRO kan de gemeenteraad, behoudens het gestelde in het tweede en derde lid, ten behoeve van de verwezenlijking van een project vrijstelling verlenen van het geldende bestemmingsplan, mits dat project is voorzien van een goede ruimtelijke onderbouwing en vooraf van gedeputeerde staten de verklaring is ontvangen, dat zij tegen het verlenen van vrijstelling geen bezwaar hebben. Onder een goede ruimtelijke onderbouwing wordt bij voorkeur een gemeentelijk, intergemeentelijk of regionaal structuurplan verstaan. Indien er geen structuurplan is of wordt opgesteld, wordt bij de ruimtelijke onderbouwing in elk geval ingegaan op de relatie met het geldende bestemmingsplan, dan wel wordt er gemotiveerd waarom het te realiseren project past binnen de toekomstig bestemming van het betreffende gebied.
2.3. [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat de aan het besluit door het college ten grondslag gelegde ruimtelijke onderbouwing toereikend is en dat in het door hem aangevoerde onvoldoende aanknopingspunten bestonden voor het oordeel dat het college bij afweging van de betrokken belangen niet in redelijkheid tot zijn besluit heeft kunnen komen.
2.3.1. Het betoog faalt. Met dit betoog heeft [appellant] volstaan met een herhaling van hetgeen hij eerder in beroep heeft aangevoerd. De rechtbank heeft de door [appellant] aangevoerde gronden inzake de ruimtelijke onderbouwing en de belangenafweging in haar overwegingen betrokken en daar haar oordeel over gegeven. In hetgeen eerder in beroep is aangevoerd alsmede in hetgeen ter zitting daarover is betoogd, bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat de rechtbank ten onrechte of op onjuiste gronden heeft geoordeeld dat het besluit van 4 september 2007 in stand kan blijven.
2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. P.A. Offers, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.J. Soede, ambtenaar van Staat.
w.g. Offers w.g. Soede
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 4 februari 2009