ECLI:NL:RVS:2009:BH1877

Raad van State

Datum uitspraak
4 februari 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200804706/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • K. Brink
  • P. Plambeck
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing subsidieaanvraag voor Euro 5 vrachtwagen door de minister van Volkshuisvesting

In deze zaak heeft de Raad van State op 4 februari 2009 uitspraak gedaan over de afwijzing van een subsidieaanvraag door de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer. De aanvraag was ingediend door Bato Beheer B.V. voor een ongebruikte vrachtwagen met een Euro 5 dieselmotor. De minister had de aanvraag afgewezen op basis van het feit dat deze niet binnen de gestelde termijn van drie maanden na afgifte van het kentekenbewijs was ingediend. Bato Beheer B.V. betoogde dat het niet mogelijk was om de aanvraag tijdig in te dienen, omdat de aankoopfactuur van de vrachtwagen ontbrak. Dit was te wijten aan vertragingen bij de leverancier en de noodzaak om de vrachtwagen voor aanpassingen naar een ander bedrijf te sturen.

De Raad van State heeft vastgesteld dat de minister onvoldoende duidelijkheid heeft verschaft over de behandeling van de aanvraag van Bato. De minister had een algemene instructie gegeven aan medewerkers van SenterNovem om aan subsidieaanvragers te adviseren om een onvolledige aanvraag in te dienen als de termijn dreigde te verstrijken. Echter, de Raad van State oordeelde dat deze instructie niet voldoende was om de afwijzing van de aanvraag te rechtvaardigen, gezien de bijzondere omstandigheden van het geval.

De Raad van State verklaarde het beroep van Bato gegrond en vernietigde het besluit van de minister van 23 mei 2008. Tevens werd de minister gelast om het griffierecht aan Bato te vergoeden. Deze uitspraak benadrukt het belang van een deugdelijke motivering bij besluiten van bestuursorganen en de noodzaak om rekening te houden met de specifieke omstandigheden van aanvragers.

Uitspraak

200804706/1.
Datum uitspraak: 4 februari 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Bato Beheer B.V., gevestigd te Arnhem,
appellante,
en
de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 13 maart 2008 heeft de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (hierna: de minister) de aanvraag van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Bato Beheer B.V. (hierna: Bato) tot subsidieverlening voor een ongebruikte vrachtwagen die beschikt over een Euro 5 dieselmotor van het merk Mercedes Benz Axor 1840 LS, met het kenteken BT-DV-18, afgewezen.
Bij besluit van 23 mei 2008 heeft de minister het door Bato hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft Bato bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 18 juni 2008, beroep ingesteld.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 24 december 2008, waar Bato, vertegenwoordigd door W. Tienstra, en de minister, vertegenwoordigd door mr. J. Weda, werkzaam bij SenterNovem, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge het in paragraaf 2.3 van de Subsidieregeling emissieverminderende voorzieningen voor voertuigen (hierna: de Subsidieregeling) opgenomen artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, kan, voor zover hier van belang, subsidie worden verstrekt aan de eerste kentekenhouder van een ongebruikte vrachtauto die beschikt over een Euro 5 dieselmotor.
Ingevolge artikel 2.13, derde lid, van de Subsidieregeling wordt een aanvraag tot subsidievaststelling ingediend binnen drie maanden na de afgifte van het definitieve kentekenbewijs aan de eerste kentekenhouder, bedoeld in artikel 2.12, eerste lid.
Ingevolge het vierde lid van dit artikel gaat de aanvraag vergezeld van een afschrift van:
a. een document waaruit blijkt op welke datum de investeringsverplichting voor het voertuig is aangegaan;
b. de aankoopfactuur van het voertuig;
c. het definitieve kentekenbewijs van het voertuig waarvoor subsidie wordt gevraagd.
2.2. De minister heeft de aanvraag tot subsidieverlening overeenkomstig artikel 2.13, derde lid, van de Subsidieregeling afgewezen omdat de aanvraag voor de vrachtwagen met Euro 5 dieselmotor van het merk Mercedes Benz Axor 1840 LS, met het kenteken […] (hierna: de Mercedes Benz), niet binnen drie maanden na afgifte van het kentekenbewijs is ingediend.
2.3. Bato betoogt dat het voor haar niet mogelijk was de complete subsidieaanvraag binnen de gestelde termijn in te dienen, omdat deze nog niet volledig was door het ontbreken van de aankoopfactuur van de Mercedes Benz, zoals vereist in artikel 2.13, vierde lid, van de Subsidieregeling. Na de afgifte van het kentekenbewijs moest de Mercedes Benz eerst naar een ander bedrijf dan de leverancier voor het aanbrengen van de benodigde zogeheten Maut-voorbereiding. Dat heeft vanwege het ontbreken van de benodigde onderdelen langer op zich laten wachten dan gebruikelijk is. De aankoopfactuur werd hierdoor ook pas veel later afgegeven. Namens Bato is in oktober 2007 telefonisch contact met SenterNovem opgenomen zodra bleek dat het haar niet mogelijk was de complete aanvraag binnen de gestelde termijn in te dienen. Volgens Bato had de medewerkster van SenterNovem in het telefoongesprek moeten vermelden dat Bato de aanvraag met de reeds in haar bezit zijnde bijlagen alvast moest indienen in plaats van te adviseren dat Bato daarmee maar moest wachten tot de aanvraag compleet zou zijn.
2.4. Bij de beoordeling van dit geschil kan van de volgende gegevens als vaststaand worden uitgegaan. In augustus 2007 is het definitieve kenteken van de Mercedes Benz aan Bato, als eerste kentekenhouder, afgegeven. Op 22 januari 2008 heeft Bato het aanvraagformulier ingediend. De in artikel 2.13, derde lid, van de Subsidieregeling bedoelde termijn van drie maanden was daarmee overschreden. Voorts is tussen partijen niet in geschil dat in oktober 2007 een telefoongesprek namens Bato en een medewerkster van SenterNovem heeft plaatsgevonden met als onderwerp de aanvraag voor de Mercedes Benz.
2.5. Ter zitting is namens de minister gesteld dat de medewerkers van SenterNovem zijn geïnstrueerd om bij gevallen van dreigende overschrijding van de termijn van drie maanden aan subsidieaanvragers te adviseren voor het verlopen van die termijn een onvolledige aanvraag in te dienen en dat het de minister om die reden hoogst onwaarschijnlijk voorkomt dat de namens Bato weergegeven gang van zaken tijdens dat telefoongesprek juist zou zijn.
2.6. In aanmerking genomen hetgeen namens Bato is betoogd, heeft de minister naar het oordeel van de Afdeling door de enkele verwijzing naar de genoemde algemene instructie aan medewerkers, die op zichzelf geen zekerheid biedt dat een dergelijke mededeling onder de namens Bato geschetste bijzondere omstandigheden in bedoeld gesprek tussen Bato en SenterNovem ook is gedaan, onvoldoende duidelijkheid verschaft over de behandeling van de aanvraag van Bato.
Onder deze omstandigheden berust het bestreden besluit in strijd met artikel 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht niet op een deugdelijke motivering.
2.7. Het beroep is gegrond. Het besluit van 23 mei 2008 komt voor vernietiging in aanmerking.
2.8. Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen, is niet gebleken.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het beroep gegrond;
II. vernietigt het besluit van de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 23 mei 2008, kenmerk JZ/OVER_JZ/080378/BNE;
III. gelast dat de Staat der Nederlanden (het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer) aan Bato Beheer B.V. het door haar voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 288,00 (zegge: tweehonderdachtentachtig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. K. Brink, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P. Plambeck, ambtenaar van Staat.
w.g. Brink w.g. Plambeck
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 4 februari 2009
159-209.