200803506/1.
Datum uitspraak: 4 februari 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
het college van burgemeester en wethouders van Utrecht,
appellant,
tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Utrecht van 1 april 2008 in zaak nrs. 08/645 en 08/646 in het geding tussen:
[wederpartij], wonend te Utrecht
het college van burgemeester en wethouders van Utrecht.
Bij besluit van 5 juli 2006 heeft het college van burgemeester en wethouders van Utrecht (hierna: het college) [wederpartij] onder oplegging van een dwangsom gelast de vergroting van de carport op het perceel [locatie] te Utrecht ongedaan te maken en de daarin geplaatste deur te verwijderen.
Bij besluit van 1 februari 2008 heeft het college het door [wederpartij], daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 1 april 2008, verzonden op 3 april 2008, heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Utrecht (hierna: de voorzieningenrechter) het door [wederpartij] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard en het besluit van 1 februari 2008 vernietigd. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft het college bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 13 mei 2008, hoger beroep ingesteld.
[wederpartij] heeft een verweerschrift ingediend.
Bij besluit van 22 september 2008 heeft het college het bezwaar van [wederpartij] opnieuw ongegrond verklaard.
[wederpartij] heeft een reactie en nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 13 januari 2009, waar het college, vertegenwoordigd door mr. S. Ramdoelare Tewari, ambtenaar van de gemeente, en [wederpartij] in persoon, bijgestaan door mr. J. de Vet, gemachtigde, zijn verschenen.
2.1. [wederpartij] heeft de carport uitgebreid zonder te beschikken over een daarvoor vereiste bouwvergunning. Niet in geschil is dat is gehandeld in strijd met 40, eerste lid, van de Woningwet, zodat het college terzake handhavend kon optreden.
Gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving, zal in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om met bestuursdwang of een last onder dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag van het bestuursorgaan worden gevergd, dit niet te doen. Dit kan zich voordoen indien concreet uitzicht op legalisatie bestaat. Voorts kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien.
2.2. Het college heeft vrijstelling en bouwvergunning voor de gerealiseerde uitbreiding van de carport geweigerd. Bij uitspraak van heden in zaak nr.
200803505/1, heeft de Afdeling de op die weigering betrekking hebbende uitspraak van de rechtbank Utrecht van 1 april 2008, nr. 08/642 vernietigd en het door [wederpartij] in die zaak ingestelde beroep alsnog ongegrond verklaard. De voorzieningenrechter heeft voor zijn oordeel dat het standpunt van het college dat geen concreet zicht bestaat op legalisatie niet berust op een draagkrachtige motivering verwezen naar voormelde uitspraak van 1 april 2008. Uit het voorgaande volgt dat die verwijzing geen stand kan houden.
2.3. Van de zijde van het college is ter zitting verklaard dat [wederpartij] de hem opgelegde last gelet niet geheel behoeft uit te voeren nu het college een uitbreiding van de carport tot aan de achtergevellijn van de woning van [wederpartij] aanvaardbaar acht. Het standpunt dat een dergelijke uitbreiding wel aanvaardbaar is, heeft het college reeds ingenomen bij het op 1 februari 2008 genomen besluit op het door [wederpartij] gemaakte bezwaar tegen de weigering van vrijstelling en bouwvergunning. Van een eerst onlangs gewijzigd planologisch inzicht is derhalve geen sprake. Nu het college thans te kennen geeft dat [wederpartij] de opgelegde last niet volledig behoeft uit te voeren en niet is gebleken dat daaraan gewijzigde planologische inzichten ten grondslag liggen, moet worden geoordeeld dat het besluit op bezwaar van 1 februari 2008 dat betrekking heeft op de dwangsomaanschrijving, in zoverre het de daarbij opgelegde last betreft, op een ondeugdelijke motivering berust.
2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient, met verbetering van de gronden waarop deze rust, te worden bevestigd.
2.5. Bij het besluit van 22 september 2008, dat is genomen ter uitvoering van de aangevallen uitspraak, heeft het college, voor zover thans van belang, het bezwaar van [wederpartij] tegen het besluit van 5 juli 2006 opnieuw ongegrond verklaard. Dit besluit wordt, gelet op artikel 6:24, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb), gelezen in samenhang met de artikelen 6:18, eerste lid, en 6:19, eerste lid, van die wet, geacht eveneens onderwerp te zijn van dit geding. Nu in dit besluit de opgelegde last evenmin is beperkt tot verwijdering van de carport voor zover deze de achtergevelrooilijn overschrijdt, komt ook dat besluit vernietiging wegens strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Awb in aanmerking.
2.6. Het college dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. bevestigt de aangevallen uitspraak;
II. vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Utrecht van 22 september 2008, kenmerk b08.1992, voor zover het betrekking heeft op het dwangsombesluit van 5 juli 2006;
III. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Utrecht tot vergoeding van bij [wederpartij] in verband met de behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 644,00 (zegge: zeshonderdvierenveertig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door de gemeente Utrecht aan [wederpartij] onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald.
Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, voorzitter, en mr. P.A. Offers en mr. R. van der Spoel, leden, in tegenwoordigheid van mr. J. Willems, ambtenaar van Staat.
w.g. Slump w.g. Willems
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 4 februari 2009