ECLI:NL:RVS:2009:BH2490

Raad van State

Datum uitspraak
2 februari 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200809255/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • W.C.E. Hammerstein-Schoonderwoerd
  • G.K. Klap
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake revisievergunning voor productie van basispapier en golfkarton in Gelderland

Op 2 februari 2009 heeft de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening. Het betreft een besluit van het college van gedeputeerde staten van Gelderland, dat op 24 oktober 2008 een revisievergunning heeft verleend voor een inrichting voor de productie van basispapier en golfkarton. Dit besluit is op 13 november 2008 ter inzage gelegd. De verzoekster heeft op 22 december 2008 beroep ingesteld tegen dit besluit en tegelijkertijd verzocht om een voorlopige voorziening.

Tijdens de zitting op 22 januari 2009 zijn de verzoekster, vertegenwoordigd door haar gemachtigden R.M. Kooij en P.E. Palstring, en het college, vertegenwoordigd door P.A. Kuiper en ing. A.J. Willemsen, verschenen. De voorzitter heeft overwogen dat het vergunningvoorschrift 1.8, dat de verzoekster opdraagt om verkeer dat niet onmiddellijk het bedrijfsterrein op kan rijden te sommeren door te rijden, onnodig bezwarend is. Het college heeft gesteld dat dit voorschrift noodzakelijk is om hinder door wachtend verkeer te voorkomen.

De voorzitter heeft echter geconcludeerd dat de verkeersveiligheid en het parkeren van vrachtwagens op de openbare weg geregeld zijn in de wegenverkeerswetgeving en niet in de Wet milieubeheer. Er is niet aangetoond dat het college heeft onderzocht waarom het bestreden voorschrift naast het bestaande stopverbod nog nodig is. Dit leidt tot de conclusie dat het besluit niet zorgvuldig is voorbereid volgens artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht.

Op basis van deze overwegingen heeft de voorzitter besloten om het besluit van het college van gedeputeerde staten van Gelderland te schorsen voor zover het betreft vergunningvoorschrift 1.8. Tevens is gelast dat de provincie Gelderland het griffierecht van € 288,00 aan de verzoekster vergoedt. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 2 februari 2009.

Uitspraak

200809255/2.
Datum uitspraak: 2 februari 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
[verzoekster], gevestigd te [plaats],
en
het college van gedeputeerde staten van Gelderland,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 24 oktober 2008 heeft het college van gedeputeerde staten van Gelderland (hierna: het college) aan [verzoekster] een revisievergunning als bedoeld in artikel 8.4, eerste lid, van de Wet milieubeheer verleend voor een inrichting voor de productie van basispapier en golfkarton op het perceel [locatie] te [plaats]. Dit besluit is op 13 november 2008 ter inzage gelegd.
Tegen dit besluit heeft onder meer [verzoekster] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 22 december 2008, beroep ingesteld.
Bij dezelfde brief als waarmee beroep is ingesteld heeft [verzoekster] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 22 januari 2009, waar [verzoekster], vertegenwoordigd door R.M. Kooij en P.E. Palstring, gemachtigden, en het college, vertegenwoordigd door P.A. Kuiper en ing. A.J. Willemsen, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. [verzoekster] voert aan dat vergunningvoorschrift 1.8, waarin haar wordt opgedragen om verkeer dat niet meteen het bedrijfsterrein op kan rijden te sommeren om door te rijden, onnodig bezwarend is.
2.2.1. Het college stelt dat het voorschrift noodzakelijk is om de indirecte hinder veroorzaakt door het gebruik van de openbare weg als wachtplek voor de weegbrug te voorkomen.
2.2.2. Vergunningvoorschrift 1.8 bepaalt: Verkeer dat de inrichting als bestemming heeft en vanaf de Harderwijkerweg niet onmiddellijk het bedrijfsterrein op kan, wordt door het bedrijf gesommeerd om haar weg over de Harderwijkerweg te vervolgen.
2.2.3. De voorzitter overweegt dat de verkeersveiligheid en het parkeren van vrachtwagens op en langs de openbare weg wordt geregeld in de wegenverkeerswetgeving en niet in de Wet milieubeheer. Ter zitting is gebleken dat er een stopverbod aan weerszijden van de inrit van de inrichting geldt. De voorzitter is niet gebleken dat het college heeft onderzocht waarom het bestreden voorschrift naast het stopverbod nog nodig is. Uit het vorenstaande volgt dat het besluit in zoverre in strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht niet zorgvuldig is voorbereid.
2.3. Gelet op het vorenstaande ziet de voorzitter aanleiding de hierna te melden voorlopige voorziening te treffen.
2.4. Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen, is niet gebleken.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van het college van gedeputeerde staten van Gelderland van 24 oktober 2008, kenmerk 2006-020054 MPM 521, voor zover het het vergunningvoorschrift 1.8 betreft;
II. gelast dat de provincie Gelderland aan [verzoekster] het door haar voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 288,00 (zegge: tweehonderdachtentachtig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. W.C.E. Hammerstein-Schoonderwoerd, als voorzitter, in tegenwoordigheid van drs. G.K. Klap, ambtenaar van Staat.
w.g. Hammerstein-Schoonderwoerd w.g. Klap
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 2 februari 2009
315.