ECLI:NL:RVS:2009:BH2490
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- W.C.E. Hammerstein-Schoonderwoerd
- G.K. Klap
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening inzake revisievergunning voor productie van basispapier en golfkarton in Gelderland
Op 2 februari 2009 heeft de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening. Het betreft een besluit van het college van gedeputeerde staten van Gelderland, dat op 24 oktober 2008 een revisievergunning heeft verleend voor een inrichting voor de productie van basispapier en golfkarton. Dit besluit is op 13 november 2008 ter inzage gelegd. De verzoekster heeft op 22 december 2008 beroep ingesteld tegen dit besluit en tegelijkertijd verzocht om een voorlopige voorziening.
Tijdens de zitting op 22 januari 2009 zijn de verzoekster, vertegenwoordigd door haar gemachtigden R.M. Kooij en P.E. Palstring, en het college, vertegenwoordigd door P.A. Kuiper en ing. A.J. Willemsen, verschenen. De voorzitter heeft overwogen dat het vergunningvoorschrift 1.8, dat de verzoekster opdraagt om verkeer dat niet onmiddellijk het bedrijfsterrein op kan rijden te sommeren door te rijden, onnodig bezwarend is. Het college heeft gesteld dat dit voorschrift noodzakelijk is om hinder door wachtend verkeer te voorkomen.
De voorzitter heeft echter geconcludeerd dat de verkeersveiligheid en het parkeren van vrachtwagens op de openbare weg geregeld zijn in de wegenverkeerswetgeving en niet in de Wet milieubeheer. Er is niet aangetoond dat het college heeft onderzocht waarom het bestreden voorschrift naast het bestaande stopverbod nog nodig is. Dit leidt tot de conclusie dat het besluit niet zorgvuldig is voorbereid volgens artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht.
Op basis van deze overwegingen heeft de voorzitter besloten om het besluit van het college van gedeputeerde staten van Gelderland te schorsen voor zover het betreft vergunningvoorschrift 1.8. Tevens is gelast dat de provincie Gelderland het griffierecht van € 288,00 aan de verzoekster vergoedt. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 2 februari 2009.