200806621/2.
Datum uitspraak: 5 februari 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende de hoger beroepen van onder meer:
[verzoeker], wonend te [plaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Almelo van 17 juli 2008 in zaak nr. 08/389 in het geding tussen:
het college van burgemeester en wethouders van Tubbergen.
Bij besluit van 21 februari 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders van Tubbergen (hierna: het college) aan [vergunninghoudster] vrijstelling, ontheffing en bouwvergunning verleend voor het bouwen van 9 appartementen en winkelruimten aan het adres [locatie] in [plaats], kadastraal bekend gemeente Tubbergen, sectieletter en nummer: […], […], […], […], […] en […] (hierna: de percelen).
Bij besluit van 11 maart 2008 heeft het college het door [verzoeker] (hierna: [verzoeker]) daartegen gemaakte bezwaar deels gegrond en deels ongegrond verklaard, het besluit van 21 februari 2007 herroepen en opnieuw vrijstelling, ontheffing en, onder voorwaarden, bouwvergunning verleend voor het bouwplan.
Bij uitspraak van 17 juli 2008, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Almelo (hierna: de rechtbank) het door [verzoeker] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de rechtsgevolgen van dat besluit geheel in stand blijven.
Tegen deze uitspraak heeft onder meer [verzoeker] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 26 augustus 2008, hoger beroep ingesteld. Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 5 januari 2009, heeft [verzoeker] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 22 januari 2009, waar [verzoeker], in persoon en bijgestaan door mr. M. Nijkamp, advocaat te Hengelo, en het college, vertegenwoordigd door mr. L. Legtenberg, ambtenaar in dienst van de gemeente, en bijgestaan door drs. J.M. Roelands, zijn verschenen. Voorts is ter zitting [vergunninghoudster], vertegenwoordigd door mr. S.P.M. Schaap, advocaat te Enschede, en [gemachtigde] als belanghebbende gehoord.
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Het verzoek strekt ertoe het besluit van 11 maart 2008 bij wijze van voorlopige voorziening te schorsen totdat in de bodemprocedure zal zijn beslist.
2.3. In hetgeen verzoeker naar voren heeft gebracht, is geen aanleiding te vinden voor het oordeel dat op voorhand moet worden aangenomen dat de aangevallen uitspraak in de bodemprocedure niet in stand zal blijven, althans dat uiteindelijk zal blijken dat de vrijstelling, de ontheffing en de bouwvergunning niet mochten worden verleend. Daarbij wordt het volgende in aanmerking genomen.
Het college heeft voor het bouwplan ontheffing van artikel 2.5.30 van de bouwverordening van de gemeente Tubbergen verleend. Het heeft zich daarbij gebaseerd op het [rapport] van Goudappel Coffeng van 22 februari 2008 (hierna: het rapport Goudappel Coffeng). Naar voorlopig oordeel wordt geen grond gevonden voor de conclusie dat de gehanteerde uitgangspunten en de berekeningen van de oppervlakten van de verschillende functies op de percelen, zoals vermeld in het rapport Goudappel Coffeng, onjuist zijn. [verzoeker] heeft zijn betoog ter zake niet met een door een deskundige opgesteld tegenadvies aannemelijk gemaakt.
Voorts wordt in aanmerking genomen dat ter zitting door [vergunninghoudster] onweersproken is gesteld dat het bouwplan vrijwel geheel is gerealiseerd en dat uitsluitend nog werkzaamheden aan de binnenzijde van het gebouw zullen worden uitgevoerd. Met het verzoek is dan ook geen zodanig spoedeisend belang gemoeid dat het treffen van een voorlopige voorziening, als is verzocht, gerechtvaardigd moet worden geacht.
2.4. Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
Aldus vastgesteld door mr. C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. T. van Goeverden-Clarenbeek, ambtenaar van Staat.
w.g. Ligtelijn-van Bilderbeek w.g. Van Goeverden-Clarenbeek
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 5 februari 2009