ECLI:NL:RVS:2009:BH2510

Raad van State

Datum uitspraak
11 februari 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200801901/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.C.K.W. Bartel
  • H.E. Troost
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Goedkeuring bestemmingsplan "Mannee" door college van gedeputeerde staten van Zeeland

In deze zaak gaat het om de goedkeuring van het bestemmingsplan "Mannee" door het college van gedeputeerde staten van Zeeland. Het college heeft op 19 februari 2008 besloten om goedkeuring te verlenen aan het bestemmingsplan dat door de raad van de gemeente Goes op 23 augustus 2007 was vastgesteld. Tegen dit besluit hebben appellanten, bewoners van de omgeving, beroep ingesteld bij de Raad van State. Zij vrezen dat de realisering van de wijk Mannee negatieve gevolgen zal hebben voor hun woon- en leefklimaat, met name door een toename van verkeer langs hun woningen. De Afdeling bestuursrechtspraak heeft de zaak op 6 januari 2009 behandeld. De appellanten hebben aangevoerd dat de ontsluitingsweg van de wijk Mannee leidt tot verkeershinder en dat er onvoldoende akoestisch onderzoek is verricht. Het college heeft echter gesteld dat de toename van verkeer aanvaardbaar is en dat er maatregelen zullen worden genomen om sluipverkeer te voorkomen. De Afdeling heeft geoordeeld dat de appellanten als belanghebbenden kunnen worden aangemerkt en dat het college in redelijkheid heeft kunnen besluiten om goedkeuring te verlenen aan het bestemmingsplan. De vrees van de appellanten voor verkeershinder is niet ongegrond, maar de Afdeling concludeert dat het college voldoende maatregelen kan treffen om de negatieve effecten te beperken. Het beroep van de appellanten is ongegrond verklaard.

Uitspraak

200801901/1.
Datum uitspraak: 11 februari 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellanten], allen wonend te [woonplaats],
en
het college van gedeputeerde staten van Zeeland,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 19 februari 2008, nr. 2008/01145, heeft het college van gedeputeerde staten van Zeeland (hierna: het college) besloten over de goedkeuring van het door de raad van de gemeente Goes (hierna: de raad) bij besluit van 23 augustus 2007 vastgestelde bestemmingsplan "Mannee".
Tegen dit besluit hebben [appellanten] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 16 april 2008, beroep ingesteld.
Het college van gedeputeerde staten van Zeeland heeft een verweerschrift ingediend.
Daartoe in de gelegenheid gesteld heeft de raad een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
[appellanten] hebben nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 6 januari 2009, waar [appellanten], vertegenwoordigd door mr. J. Bogaard, advocaat te Middelburg, en het college, vertegenwoordigd door B. Ventevogel, ambtenaar in dienst van de provincie, zijn verschenen. Voorts is als partij gehoord de raad, vertegenwoordigd door J.J. Jacobse, vergezeld door
drs. C.W.M. van de Heuvel, H.C. Feij en Ch. Wessels.
2. Overwegingen
2.1. In de schriftelijke uiteenzetting omtrent het beroep heeft de raad verzocht om toetsing van het belang van [appellanten], nu zij geen zicht zullen hebben op de ontsluitingsweg en de woningen op ongeveer 1500 meter van het plangebied zijn gelegen. Voorts zal de ruimtelijke uitstraling beperkt zijn, nu het verkeer langs de woningen van [appellanten] niet zal toenemen, aldus de raad.
2.1.1. Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), wordt onder belanghebbende verstaan degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit betrokken is. De wetgever heeft deze eis gesteld teneinde te voorkomen dat een ieder, in welke hoedanigheid ook, of een persoon met slechts een verwijderd of indirect belang als belanghebbende zou moeten worden beschouwd en beroep zou kunnen instellen. Om als belanghebbende in de zin van de Awb te kunnen worden aangemerkt, dient een natuurlijk persoon een voldoende objectief bepaalbaar, eigen, persoonlijk belang te hebben dat hem in voldoende mate onderscheidt van anderen en dat rechtstreeks wordt geraakt door het bestreden besluit.
2.1.2. [appellanten] hebben in dit verband gesteld dat de realisering van de wijk Mannee gevolgen heeft voor hun woon- en leefklimaat, nu deze ontsluiting van die wijk een toename van het verkeer langs hun woningen met zich zal brengen. Zij vrezen dat de Tervatenseweg een sluiproute zal worden. De Afdeling acht deze vrees niet op voorhand van grond ontbloot. Hierbij neemt zij in aanmerking dat in verkeersmaatregelen zal worden voorzien om sluipverkeer via onder meer de Tervatenseweg zo veel mogelijk te voorkomen. Reeds hieruit blijkt dat de planwetgever invloed verwacht op de verkeersintensiteiten op onder meer de Tervatenseweg. Nu een eventuele toename van het verkeer op de Tervatenseweg van invloed is op de kwaliteit van hun directe leefomgeving, is daarin voldoende grond gelegen voor [appellanten] een voldoende objectief bepaalbaar, eigen en persoonlijk belang aan te nemen dat rechtstreeks betrokken is bij het onderhavige plan. Gelet op het voorgaande kunnen [appellanten] worden aangemerkt als belanghebbenden in de zin van artikel 1:2 van de Awb.
2.2. Ingevolge artikel 28, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, gelezen in samenhang met artikel 10:27 van de Algemene wet bestuursrecht, rust op het college de taak om - in voorkomend geval mede op basis van de ingebrachte bedenkingen - te onderzoeken of het plan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Daarbij dient het college rekening te houden met de aan de raad toekomende vrijheid om bestemmingen aan te wijzen en voorschriften te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. Daarnaast heeft het college er op toe te zien dat het plan en de totstandkoming daarvan niet in strijd zijn met het recht.
2.3. Het plan voorziet in een woongebied en verbindingsweg aan de noordoostzijde van Goes.
2.4. [appellanten] richten zich in beroep tegen de gekozen ontsluiting van het plangebied. Zij brengen naar voren dat de geprojecteerde ontsluitingsweg aansluit op de Manneeweg, die overgaat in de Tervatenseweg. Dit zijn erftoegangswegen, welke gezien de breedte geen bijdrage kunnen leveren aan een betere doorstroming van het verkeer. In dit verband voeren [appellanten] aan dat uit het gemeentelijk verkeers- en vervoersplan 2005 (hierna gvvp) blijkt dat een extra verbindingsweg tot een toename van overlast zal leiden. Zij vrezen derhalve ernstige verkeershinder. Voorts betogen [appellanten] dat nog steeds onduidelijk is welke maatregelen zullen worden genomen in verband met de verkeersveiligheid en ter voorkoming van luchtvervuiling en geluidoverlast. Daarnaast brengen [appellanten] naar voren dat onvoldoende akoestisch onderzoek is verricht naar de gevolgen van de ontsluitingsweg. Het gemeentebestuur stelt zich derhalve ten onrechte op het standpunt dat ten gevolge van de ontsluitingsweg geen enkel akoestisch effect is te verwachten ter plaatse van de Tervatenseweg, aldus [appellanten].
2.5. Het college acht in navolging van de raad een beperkte toename van verkeer over de Tervatenseweg aanvaardbaar en brengt in het bestreden besluit naar voren dat een beperkte toename van doorgaand verkeer over de Tervatenseweg verenigbaar is met de vigerende veiligheidsprincipes. Voorts stelt het college zich in navolging van de raad op het standpunt dat de verbindingsweg geen akoestisch effect op de woningen van [appellanten] zal hebben. De verbindingsweg is een cruciale schakel om te komen tot een betere doorstroming van het autoverkeer, aldus het college. Tot slot wijst het college erop dat vóór de ingebruikname van de ontsluitingsweg verschillende maatregelen zullen worden getroffen om overlast door sluipverkeer op de Tervatenseweg en de Manneeweg te voorkomen.
2.6. Blijkens de plankaart in samenhang met artikel 9 van de planvoorschriften maakt het plan tussen de hoek Ringbaan Oost-Oranjeweg en de Manneeweg/Bredeweg een verbindingsweg mogelijk. Door middel van een afslag op deze verbindingsweg zal de wijk Mannee worden ontsloten. In de schriftelijke uiteenzetting omtrent het beroep stelt de raad dat de verbindingsweg tot gevolg heeft dat het aantal verkeersbewegingen buiten het hoofdwegennet zal afnemen. In combinatie met verplichte routes voor het bouwverkeer en maatregelen om sluipverkeer te voorkomen, zal dit leiden tot minder verkeer op wegen in de omgeving, aldus de raad. De raad wijst er voorts op dat ten gevolge van de verbindingsweg wellicht enige toename van verkeer te verwachten is, nu de verbindingsweg bewoners van de wijk Mannee de mogelijkheid biedt om de route over Kloetinge te kiezen. Hier staat echter tegenover dat bewoners van Goese Meren, Wilhelminadorp en Kattendijke die thans deze route volgen, in de toekomst waarschijnlijk de aan te leggen ontsluitingsweg zullen gebruiken. Voor de bewoners van Kloetinge levert de verbindingsweg per saldo derhalve een verbeterde situatie op, aldus de raad.
2.6.1. Blijkens de verkeersstromenkaart Goes 2005-2007 maken thans ongeveer 1000 motorvoertuigen gebruik van de Manneeweg richting Kloetinge en Tervaten. Volgens een door de raad uitgevoerde prognose zullen dit in 2020 ongeveer 1450 motorvoertuigen zijn. Uit het gvvp volgt dat een belangrijk deel van de toename van dit verkeer wordt veroorzaakt door de autonome toename van het wegverkeer en de ontwikkelingen in het havengebied. Bovendien is bij deze prognose nog geen rekening gehouden met nadere verkeersmaatregelen ter vermindering van onder meer het verkeer op de Tervatenseweg. [appellanten] hebben dit op zichzelf niet betwist. Voorts hebben de raad en het waterschap Zeeuwse Eilanden een verkeersleefbaarheidnorm voor Tervaten vastgesteld. Indien in een aaneengesloten periode van vijf weken het werkdaggemiddelde in twee van die vijf weken hoger is dan 1250 motorvoertuigen, zullen maatregelen worden getroffen om doorgaand autoverkeer op onder meer de Tervatenseweg te ontmoedigen.
2.6.2. De Afdeling acht het plan uitvoerbaar op een wijze die niet leidt tot een significante toename van het wegverkeer op de Tervatenseweg, omdat bij de uitvoering van het plan verkeersmaatregelen - zo nodig ook andere dan die thans reeds in beschouwing zijn genomen - kunnen worden getroffen om een toename van het wegverkeer op de Tervatenseweg te voorkomen. Dergelijke verkeersmaatregelen vallen buiten de reikwijdte van de bestemmingsplanprocedure en kennen een eigen rechtsgang. Gelet op het voorgaande ziet de Afdeling in hetgeen [appellanten] op dit punt hebben aangevoerd geen aanleiding voor het oordeel dat het college desondanks in zoverre goedkeuring aan het plan diende te onthouden.
Overigens merkt de Afdeling op dat uit het verweerschrift naar voren komt dat ernaar wordt gestreefd verschillende verkeersmaatregelen vóór de ingebruikname van de verbindingsweg te treffen teneinde de negatieve effecten van de verbindingsweg zo veel mogelijk te beperken. In een schrijven van 12 januari 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders deze maatregelen nader uitgewerkt. Zo zal het bestaande hoofdwegennet worden opgewaardeerd en zullen in combinatie met monitoring en evaluatie verschillende snelheidsbeperkende maatregelen worden getroffen op het onderliggende wegennet om sluipverkeer zo veel mogelijk te voorkomen.
2.6.3. Met betrekking tot het betoog van [appellanten] omtrent het ontbreken van akoestisch onderzoek naar de gevolgen van de ontsluitingsweg ter plaatse van de Tervatenseweg, stelt de Afdeling vast dat uit de Wet geluidhinder niet de verplichting volgt tot het verrichten van een dergelijk onderzoek. In hetgeen [appellanten] naar voren hebben gebracht ziet de Afdeling evenmin aanleiding voor het oordeel dat uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening akoestisch onderzoek had moeten worden verricht naar de gevolgen van de ontsluitingsweg ter plaatse van de Tervatenseweg.
2.7. De conclusie is dat hetgeen [appellanten] hebben aangevoerd geen aanleiding geeft voor het oordeel dat het college zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan in zoverre niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening.
In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit in zoverre anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht. Het beroep is ongegrond.
2.8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J.C.K.W. Bartel, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. H.E. Troost, ambtenaar van Staat.
w.g. Bartel w.g. Troost
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 11 februari 2009
234-575.