200809260/2.
Datum uitspraak: 6 februari 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op de verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
1. de stichting Stichting Natuur en Milieu Aalten, gevestigd te Aalten,
2. [verzoeker sub 2], wonend te [woonplaats],
verzoekers,
het college van burgemeester en wethouders van Aalten,
verweerder.
Bij besluit van 12 november 2008 heeft het college van burgemeester en wethouders van Aalten (hierna: het college) aan [vergunninghouder] een revisievergunning als bedoeld in artikel 8.4, eerste lid, van de Wet milieubeheer verleend voor een veehouderij aan de [locatie] te [plaats]. Dit besluit is op 13 november 2008 ter inzage gelegd.
Tegen dit besluit hebben onder meer de stichting Stichting Natuur en Milieu Aalten bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 22 december 2008, en [verzoeker sub 2] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 24 december 2008, beroep ingesteld. [verzoeker sub 2] heeft haar beroep aangevuld bij brief van 13 januari 2009.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 22 december 2008, heeft Stichting Natuur en Milieu Aalten de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Bij dezelfde brief als waarmee beroep is ingesteld heeft [verzoeker sub 2] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Bij brief van 20 januari 2009 heeft [vergunninghouder] nadere stukken ingediend.
De voorzitter heeft de verzoeken ter zitting behandeld op 22 januari 2009, waar Stichting Natuur en Milieu Aalten, vertegenwoordigd door G.J.W. Krajenbrink en A.H. Stoltenborg, [verzoeker sub 2], vertegenwoordigd door ir. A.K.M. van Hoof, en het college, vertegenwoordigd door H.G. Eskes, zijn verschenen. Verder is daar [vergunninghouder], vertegenwoordigd door J. Bouwman, gehoord.
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. [vergunninghouder] heeft in zijn nadere stukken en ter zitting verklaard dat hij de bij het bestreden besluit vergunde uitbreiding van de inrichting pas zal uitvoeren nadat het bestreden besluit onherroepelijk is geworden. Dit in aanmerking genomen bestaat er geen onverwijlde spoed die vergt dat in afwachting van de behandeling van het geding in de bodemprocedure een voorlopige voorziening wordt getroffen. De verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening moeten daarom worden afgewezen.
2.3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
2.4. Gelet hierop bestaat aanleiding de verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
Aldus vastgesteld door mr. W.C.E. Hammerstein-Schoonderwoerd, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. M.J. van der Zijpp, ambtenaar van Staat.
w.g. Hammerstein-Schoonderwoerd w.g. Van der Zijpp
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 6 februari 2009