200803664/1.
Datum uitspraak: 11 februari 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellanten], wonend te Sevenum,
tegen de uitspraak van de rechtbank Roermond van 9 april 2008 in zaak nr. 07/1595 in het geding tussen:
R.K. parochie H.H. Fabianus en Sebastianus, gevestigd te Sevenum
het college van burgemeester en wethouders van Sevenum.
Bij besluit van 21 augustus 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders van Sevenum (hierna: het college) [appellanten] vrijstelling verleend voor de wijziging van het gebruik van de garage aan de [locatie] te Sevenum ten behoeve van detailhandelsactiviteiten.
Bij uitspraak van 9 april 2008, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Roermond (hierna: de rechtbank) het door de R.K. parochie H.H. Fabianus en Sebastianus (hierna: de parochie) daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 21 augustus 2007 vernietigd en bepaald dat het college een nieuw besluit neemt. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben [appellanten] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 20 mei 2008, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 17 juni 2008.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Daartoe in de gelegenheid gesteld heeft de parochie een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Bij besluit van 11 november 2008 heeft het college, naar aanleiding van de uitspraak van de rechtbank, opnieuw vrijstelling verleend voor de wijziging van het gebruik van de garage aan de [locatie] te Sevenum ten behoeve van detailhandelsactiviteiten.
De parochie heeft een nader stuk ingediend. Dit is aan de andere partijen toegezonden.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 13 januari 2009, waar [appellanten], bijgestaan door mr. L.M.A. Schrieder, en het college, vertegenwoordigd door mr. S. Peters, ambtenaar in dienst van de gemeente, zijn verschenen. Voorts is ter zitting de parochie, vertegenwoordigd door mr. C.A.W.M. Mingels-Erens, als partij gehoord.
2.1. Het gebruik van de garage ten behoeve van detailhandelsactiviteiten is in strijd met het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Kern Sevenum". Om de detailhandelsactiviteiten niettemin mogelijk te maken heeft het college vrijstelling verleend krachtens artikel 19, derde lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: de WRO) in samenhang met artikel 20, eerste lid, aanhef en onder e, van het Besluit op de ruimtelijke ordening (hierna: het Bro).
2.2. Ingevolge artikel 19, derde lid, van de WRO kunnen burgemeester en wethouders vrijstelling verlenen in bij algemene maatregel van bestuur aan te geven gevallen.
Ingevolge artikel 20, eerste lid, aanhef en onder e, van het Bro komt voor toepassing van artikel 19, derde lid, van de WRO in aanmerking een wijziging in het gebruik van opstallen in de bebouwde kom, mits het aantal woningen gelijk blijft en het gebruik niet meer omvat dan een brutovloeroppervlak van 1500 m².
2.3. [appellanten] betogen dat de rechtbank ten onrechte het besluit van 21 augustus 2007 heeft vernietigd wegens strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) omdat onduidelijkheid bestaat over de vraag of de garage in overeenstemming met de daarvoor op 5 november 1990 verleende bouwvergunning is gebouwd.
2.3.1. De rechtbank heeft overwogen dat indien blijkt dat is gebouwd in afwijking van de op 5 november 1990 verleende bouwvergunning, het college geen gebruik heeft kunnen maken van de vrijstellingsbevoegdheid als bedoeld in artikel 19, derde lid, van de WRO gelezen in samenhang met artikel 20, eerste lid, onder e, van het Bro, omdat deze uitsluitend het wijzigen van gebruik zonder bouwen betreft.
Nu echter de verleende vrijstelling slechts betrekking heeft op wijziging van het gebruik van de garage en niet is gebleken dat bouwwerkzaamheden plaats zullen vinden of hebben plaatsgevonden om het gewijzigd gebruik mogelijk te maken, is het niet van belang of de garage destijds conform de bouwvergunning is gebouwd. De rechtbank heeft daaraan ten onrechte betekenis toegekend en derhalve ten onrechte geoordeeld dat het besluit in strijd is met artikel 3:2 van de Awb.
2.4. Voorts betogen [appellanten] dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat het college onvoldoende gewicht heeft toegekend aan het belang van de parochie om overlast te voorkomen, in het bijzonder door parkeren van auto's, en dat daarom een nadere belangenafweging dient plaats te vinden.
2.4.1. Het verlenen van vrijstelling is een discretionaire bevoegdheid van het college waarbij door de rechter slechts beoordeeld kan worden of het college bij een afweging van alle betrokken belangen in redelijkheid heeft kunnen besluiten van die bevoegdheid al dan niet gebruik te maken. Naar het oordeel van de Afdeling heeft het college meer waarde mogen hechten aan het belang van [appellanten] bij het uitoefenen van detailhandelsactiviteiten in de garage (het exploiteren van een bloemenkiosk) dan aan het door de parochie gestelde belang. Gelet op de stukken en het verhandelde ter zitting is het niet aannemelijk dat sprake is van - door de parochie gevreesde - onaanvaardbare parkeeroverlast vanwege bezoekers van de kiosk. Daarbij is in aanmerking genomen dat langs de Kerkstraat zich een parkeerstrook bevindt en in de onmiddellijke omgeving verschillende parkeerplaatsen zijn gelegen. Daarnaast bestaat een erfdienstbaarheid op grond waarvan de vrije toegang tot de begraafplaats steeds gegarandeerd dient te zijn. Verder zal de geluidemissie, gelet ook op de aard van de omgeving en het ter plaatse heersende omgevingsgeluid, niet zodanig zijn dat daaraan overwegende betekenis moet worden toegekend. Daarbij zij opgemerkt dat moet worden voldaan aan de geluidnormen van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Stb. 2007, 415). Het vorenstaande leidt de Afdeling tot het oordeel dat het college in redelijkheid vrijstelling heeft kunnen verlenen voor de wijziging van het gebruik van de garage ten behoeve van detailhandelsactiviteiten.
2.5. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd.
2.6. Bij besluit van 11 november 2008 heeft het college opnieuw vrijstelling verleend voor de wijziging van het gebruik van de garage aan de [locatie] te Sevenum ten behoeve van detailhandelsactiviteiten. Uit het voorgaande volgt dat aan dit besluit, dat ter uitvoering van de vernietigde uitspraak is genomen, de grondslag is komen te ontvallen. Om deze reden zal de Afdeling dat besluit vernietigen.
2.7. Het college dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Roermond van 9 april 2008 in zaak nr. 07/1595;
III. verklaart het door de R.K. parochie H.H. Fabianus en Sebastianus bij de rechtbank ingestelde beroep ongegrond;
IV. vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Sevenum van 11 november 2008;
V. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Sevenum tot vergoeding van bij [appellanten] in verband met de behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 644,00 (zegge: zeshonderdvierenveertig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door het college van burgemeester en wethouders van Sevenum aan [appellanten] onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald;
VI. gelast dat het college van burgemeester en wethouders van Sevenum aan [appellanten] het door hen betaalde griffierecht ten bedrage van € 216,00 (zegge: tweehonderdzestien euro) voor de behandeling van het hoger beroep vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. S.F.M. Wortmann, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. F.B. van der Maesen de Sombreff, ambtenaar van Staat.
w.g. Wortmann w.g. Van der Maesen de Sombreff
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 11 februari 2009