200808226/1/R2 en 200808226/2/R2.
Datum uitspraak: 10 februari 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) en, met toepassing van artikel 8:86 van die wet, op het beroep, in het geding tussen:
[appellante], wonend te [woonplaats],
het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland,
verweerder.
Bij besluit van 9 september 2008, no. PZH-2008-693649, heeft het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland (hierna: het college) besloten over de goedkeuring van het door het college van burgemeester en wethouders van Zevenhuizen-Moerkapelle bij besluit van 1 juli 2008 vastgestelde wijzigingsplan bestemmingsplan "Oud Verlaat" (hierna: het plan).
Tegen dit besluit heeft [appellante] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 12 november 2008, beroep ingesteld. Bij deze brief heeft [appellante] de voorzitter tevens verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 13 januari 2009, waar [appellante], in persoon en bijgestaan door mr. J.J. Slump, advocaat te Rotterdam, en het college, vertegenwoordigd door mr. H. Kats, ambtenaar bij de provincie, zijn verschenen. Voorts zijn daar gehoord het college van burgemeester en wethouders, vertegenwoordigd door L. Silva en A. de Vries, beiden ambtenaar in dienst van de gemeente, en [belanghebbende], bijgestaan door mr. drs. G. van der Wende, advocaat te Capelle aan de IJssel.
Partijen hebben ter zitting toestemming gegeven onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.
2.1. In dit geval kan nader onderzoek redelijkerwijs niet bijdragen aan de beoordeling van de zaak en bestaat ook overigens geen beletsel om met toepassing van artikel 8:86, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.
2.2. Ingevolge artikel 11, eerste lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: WRO) kan bij een bestemmingsplan worden bepaald dat het plan kan worden gewijzigd binnen bij het plan te bepalen grenzen. Bij het besluit omtrent goedkeuring van het wijzigingsplan dient het college te toetsen of aan de bij het bestemmingsplan gegeven wijzigingsvoorwaarden is voldaan. Ingevolge artikel 11, vierde lid, van de WRO gelezen in samenhang met artikel 10:27 van de Algemene wet bestuursrecht rust daarnaast op het college de taak te onderzoeken of het plan binnen de bij het bestemmingsplan bepaalde grenzen niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Tevens heeft het college erop toe te zien dat het plan en de totstandkoming daarvan niet in strijd zijn met het recht.
2.3. Het plan voorziet in de wijziging van de bestemming "Agrarische doeleinden" in de bestemming "Woondoeleinden", ten behoeve van de bouw van drie nieuwe woningen op het perceel van [belanghebbende] aan de [locatie 1] te [plaats].
In artikel 8, vierde lid, onder a.1., van de aan het bestemmingsplan "Oud Verlaat" verbonden planvoorschriften is, voor zover hier van belang, het volgende bepaald: "Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen door de bestemming Agrarische doeleinden, indien de bedrijfsactiviteiten ter plaatse duurzaam zijn beëindigd, te wijzigen in de bestemming Woondoeleinden, waarbij het aantal woningen niet mag toenemen, tenzij het bestemmingsvlak op de plankaart met "*" is aangeduid, in welk geval het aantal woningen ten hoogste 5 mag bedragen op het perceel [locatie 1].
In artikel 8, vierde lid, onder b, van die planvoorschriften is bepaald dat op gronden die na wijziging als bedoeld in het vierde lid, onder a.1. en a.2., de bestemming "Woondoeleinden" hebben gekregen, het bepaalde in artikel 4, genaamd Woondoeleinden, van overeenkomstige toepassing is, met dien verstande dat voor wat betreft de woning en de bijgebouwen de inhoud gelijk mag zijn aan de inhoud van de bestaande gebouwen.
2.4. [appellante], bewoonster van de op het aangrenzende perceel aan de [locatie 2] gelegen woning, stelt dat geen toepassing had mogen worden gegeven aan de wijzigingsbevoegdheid, aangezien volgens rapportage van een door haar ingeschakeld recherchebureau de bedrijfsactiviteiten op het perceel van [belanghebbende] op de datum van het wijzigingsbesluit niet duurzaam beëindigd waren en ook thans nog niet beëindigd zijn. Zij heeft in dat verband betoogd dat ter plaatse koeien worden gehouden en pony's worden verhuurd en bovendien recentelijk een aanvraag is gedaan voor een melkveehouderij. Volgens haar worden door [belanghebbende] voorts een bed- en breakfast en een winkel geëxploiteerd.
In verband met die laatste activiteiten heeft [appellante] betoogd dat ingevolge artikel 8, vierde lid, onder a.1., voor de toepassing van de wijzigingsbevoegdheid niet slechts de agrarische bedrijfsactiviteiten maar alle bedrijfsactiviteiten ter plaatse duurzaam moeten zijn beëindigd. Dit blijkt volgens haar onder meer uit artikel 8, vierde lid, onder a.3., waarin de mogelijkheid is opgenomen voor het college van burgemeester en wethouders om, naast agrarische activiteiten, ook andere bedrijfsmatige activiteiten toe te staan, bijvoorbeeld de exploitatie van fabrieken, groothandels, detailhandels en autoreparatiebedrijven. Ook deze activiteiten dienen immers te zijn beëindigd als de bestemming in "Woondoeleinden" wordt veranderd.
2.5. Naar het oordeel van de voorzitter is ter zitting genoegzaam komen vast te staan dat ten tijde van de vaststelling van het wijzigingsplan ter plaatse geen bedrijfsmatige activiteiten meer plaatsvonden. Blijkens de stukken en het verhandelde ter zitting heeft [belanghebbende] de koeien in de periode daarvoor reeds verkocht en de bruikleenovereenkomst met het Recreatieschap Rottemeren voor het weiden van de koeien in het Nessebos opgezegd. Blijkens een hercontrolerapport van de Milieudienst Midden-Holland worden sindsdien op de gronden van [belanghebbende] slechts hobbymatig nog enkele pony's, een paard en wat kippen gehouden. In dit rapport is vermeld dat de in januari 2008 ingediende melding van [belanghebbende] op basis van het Besluit landbouw milieubeheer voor een veehouderij daarom als vervallen wordt beschouwd. Het enkele gebruik op het perceel van een tractor is, anders dan [appellante] stelt, niet op zichzelf al een bedrijfsmatige activiteit. Verder is evenmin aannemelijk geworden dat de bed- and breakfastactiviteiten een zodanige omvang hebben, dat deze als bedrijfsmatig zouden moeten worden gekwalificeerd. Met betrekking tot de verkoop is door het college van burgemeester en wethouders onweersproken gesteld dat ook deze zo kleinschalig is dat ook daarop geen andere kwalificatie dan uitsluitend hobbymatig past.
Aldus is naar het oordeel van de voorzitter komen vast te staan dat de activiteiten op het perceel van [belanghebbende] niet in de weg stonden aan goedkeuring door het college van het plan. De door [appellante] aan de orde gestelde vraag, of artikel 8, vierde lid, onder a.1., voor toepassing van de wijzigingsbevoegdheid als voorwaarde stelt dat alle bedrijfsactiviteiten ter plaatse duurzaam moeten zijn beëindigd, en niet slechts de agrarische, behoeft naar zijn oordeel dan ook geen beantwoording meer.
2.6. [appellante] heeft voorts aangevoerd dat zich op het perceel van [belanghebbende] drie woningen bevinden, van respectievelijk 225, 225 en 190 m², zodat slechts twee nieuwe woningen hadden mogen worden toegestaan met een maximale oppervlakte van 225 m² elk, dat de ontsluiting van het perceel, gezien de verkeersveiligheid, ten onrechte is voorzien via de Vlietkade, in plaats van via de Strandweg en bovendien dat door de realisering van de woningen haar privacy en het landelijk karakter van de Vlietkade zullen worden geschaad.
2.7. Blijkens de stukken, waaronder de bij het bestemmingsplan "Oud Verlaat" behorende plankaart, en het verhandelde ter zitting, bevonden zich ten tijde van de vaststelling van dat plan - waarin de wijzigingsbevoegdheid is voorzien - twee woningen. Ten tijde van de vaststelling en goedkeuring van het plan was daarin geen verandering gebracht. Hieruit volgt dat de wijzigingsbevoegdheid de realisering van drie nieuwe woningen mogelijk maakt.
Voorts bevat het hiervoor weergegeven artikel 8, vierde lid, onder b, op zichzelf geen bepalingen omtrent de maximaal toegestane oppervlakte van de nieuwe woningen. Ingevolge dit artikellid, in samenhang met artikel 4, tweede lid, onder c, geldt voor de nieuwe woningen een maximale inhoud van 500 m³.
Gelet op een en ander heeft het aangevoerde de voorzitter er niet van kunnen overtuigen dat het plan wat betreft het aantal en de omvang van de nieuwe woningen niet past binnen de bij de wijzigingsbevoegdheid gestelde omvangeisen.
2.8. Voorts acht de voorzitter niet aannemelijk dat, gelet op het beperkte aantal woningen waarin is voorzien, het wijzigingsplan gevolgen van betekenis zal hebben voor de omvang van het verkeer in de omgeving. Mede gelet hierop heeft het college zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de verkeersveiligheid niet aan ontsluiting van de nieuwe woningen via de Vlietkade in de weg staat. Overigens is ter zitting door het college van burgemeester en wethouders naar voren gebracht dat ontsluiting via de Strandweg niet mogelijk is, aangezien deze weg eigendom is van het Recreatieschap Rottemeren. Het Recreatieschap heeft deze weg uitsluitend bestemd voor de ontsluiting van het aan de Strandweg gelegen recreatiegebied en wenst aan de ontsluiting van de nieuwe woningen via deze weg geen medewerking te verlenen.
2.9. Met betrekking tot de aantasting door het plan van de privacy van [appellante] en van het landelijk karakter van de Vlietkade, stelt de voorzitter voorop dat met het bestaan van de door het college goedgekeurde wijzigingsbevoegdheid de aanvaardbaarheid van de nieuwe bestemming binnen het gebied waarop de wijzigingsbevoegdheid betrekking heeft, in beginsel als een gegeven dient te worden beschouwd.
Voorts blijkt uit de stukken dat, na afweging van de betrokken belangen, waaronder het woon- en leefklimaat van [appellante] en een aanvaardbare inpassing van de nieuwe woningen in het landschap, de woningen vijf meter naar achteren zijn geplaatst. De dichtstbijzijnde woning zal daarmee op minimaal 21 meter van de woning van [appellante] komen te liggen. Gelet hierop acht de voorzitter niet aannemelijk dat door de situering van de woningen een zodanige aantasting van haar privacy, of van het landelijk karakter van de Vlietkade zal ontstaan, dat het college in redelijkheid hieraan niet heeft kunnen voorbijgaan.
2.10. De conclusie is dat hetgeen [appellante] heeft aangevoerd geen aanleiding geeft voor het oordeel dat het college zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening.
In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
2.11. Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
2.12. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het beroep ongegrond;
II. wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. P.J.J. van Buuren, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. N.T. Zijlstra, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Buuren w.g. Zijlstra
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 10 februari 2009