ECLI:NL:RVS:2009:BH3207

Raad van State

Datum uitspraak
10 februari 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200900317/2/H3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • H.G. Lubberdink
  • M.M. van der Smissen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake openbaarmaking van agrarische gegevens door de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

In deze zaak heeft de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 10 februari 2009 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening. Het verzoek was ingediend door de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit naar aanleiding van een uitspraak van de rechtbank Arnhem van 31 december 2008. De rechtbank had geoordeeld dat de minister documenten moest openbaar maken die betrekking hadden op het agrarische bedrijf van een belanghebbende in West Maas en Waal. De minister had eerder, op 14 november 2006, geweigerd om deze documenten openbaar te maken, wat leidde tot het bezwaar van het college van burgemeester en wethouders van West Maas en Waal. De rechtbank verklaarde het beroep van het college gegrond en vernietigde het besluit van de minister, waarbij de minister werd opgedragen om binnen vier weken de betreffende gegevens openbaar te maken.

De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 5 februari 2009, waar de minister en het college vertegenwoordigd waren door hun respectieve advocaten. De voorzitter oordeelde dat het verzoek om een voorlopige voorziening werd gedaan om te voorkomen dat de minister de gegevens openbaar moest maken voordat de Afdeling op het hoger beroep had beslist. De voorzitter overwoog dat afwijzing van het verzoek zou leiden tot onomkeerbare gevolgen, aangezien het college dan toegang zou krijgen tot de documenten, wat niet meer ongedaan gemaakt kon worden als de Afdeling later zou oordelen dat de openbaarmaking niet had hoeven plaatsvinden.

Uiteindelijk besloot de voorzitter het verzoek toe te wijzen en de voorlopige voorziening te treffen, zodat de minister niet verplicht was om de gegevens openbaar te maken totdat er een definitieve uitspraak in de bodemprocedure was gedaan. De beslissing werd genomen zonder proceskostenveroordeling.

Uitspraak

200900317/2/H3.
Datum uitspraak: 10 februari 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de
Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende het hoger beroep van:
de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
verzoeker,
tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 31 december 2008 in zaak nr. 07/1311 in het geding tussen:
het college van burgemeester en wethouders van West Maas en Waal
en
de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.
1. Procesverloop
Bij besluit van 14 november 2006 heeft de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (hierna: de minister) afwijzend beslist op een verzoek van het college van burgemeester en wethouders van West Maas en Waal (hierna: het college) om openbaarmaking van documenten die betrekking hebben op het agrarische bedrijf van [belanghebbende] aan de [locatie] te [plaats].
Bij besluit van 13 februari 2007 heeft de minister het door het college daartegen gemaakte bezwaar gegrond verklaard, maar het besluit van
14 november 2006 onder verbetering van de motivering in stand gelaten.
Bij uitspraak van 31 december 2008, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Arnhem (hierna: de rechtbank) het door het college daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard en het besluit van 13 februari 2007 vernietigd voor zover daarbij de weigering om van de inrichting aan de [locatie] te [plaatst] in de periode van 10 april 2000 tot en met 21 april 2004 de data van aan- of aflevering van varkens en de aantallen varkens openbaar te maken, alsmede de laatste aan- en aflevering voor en de eerste levering na dat tijdvak, is gehandhaafd. Voorts heeft de rechtbank het bezwaar van het college in zoverre gegrond verklaard, het besluit van 14 november 2006 herroepen voor zover daarin is geweigerd voormelde data en aantallen varkens openbaar te maken, bepaald dat de minister de betreffende data en aantallen varkens binnen vier weken na de datum van deze uitspraak openbaar maakt door deze in afschrift aan het college te verstrekken en bepaald dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit.
Tegen deze uitspraak heeft de minister bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 13 januari 2009, hoger beroep ingesteld.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde datum, heeft de minister de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 5 februari 2009, waar de minister, vertegenwoordigd door mr. C.A.H.J. Anthonissen, ambtenaar in dienst van het ministerie, het college, vertegenwoordigd door mr. M.H.P. Claassen, advocaat te Rotterdam, en [belanghebbende], bijgestaan door mr. C.J. Driessen, advocaat te Beers, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Het verzoek strekt ertoe dat bij wijze van voorlopige voorziening wordt bepaald dat de minister in afwachting van de uitspraak op het ingestelde hoger beroep geen gevolg hoeft te geven aan de aangevallen uitspraak, voor zover deze inhoudt dat hij voormelde gegevens openbaar dient te maken.
2.3. Afwijzing van het verzoek zal tot onomkeerbare gevolgen leiden. Het college zal dan immers kennis kunnen nemen van de inhoud van de stukken waarvan de minister openbaarmaking heeft geweigerd, hetgeen, wanneer de Afdeling de aangevallen uitspraak niet of niet onverkort in stand zou laten, niet meer ongedaan kan worden gemaakt. De minister heeft er belang bij dat een dergelijke situatie wordt voorkomen. Gelet daarop bestaat voor afwijzing van het verzoek alleen aanleiding, indien sprake is van daartegenover staande zeer zwaarwegende belangen van het college. Daarvan is evenwel niet gebleken. Dat, zoals het college ter zitting naar voren heeft gebracht, de procedure al lange tijd in beslag heeft genomen, is geen zeer zwaarwegend belang.
2.4. Gelet op het voorgaande ziet de voorzitter aanleiding het verzoek toe te wijzen en de hierna te melden voorlopige voorziening te treffen.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
treft de voorlopige voorziening dat de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit niet tot openbaarmaking van de data van aan- of aflevering van varkens en de aantallen varkens van de inrichting aan de [locatie] te Beneden-Leeuwen in de periode van 10 april 2000 tot en met 21 april 2004 alsmede de laatste aan- en aflevering voor en de eerste levering na dat tijdvak, hoeft over te gaan voordat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Lubberdink, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. M.M. van der Smissen, ambtenaar van Staat.
w.g. Lubberdink w.g. Van der Smissen
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 10 februari 2009
419.