ECLI:NL:RVS:2009:BH3211

Raad van State

Datum uitspraak
11 februari 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200900261/2/H3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • H.G. Lubberdink
  • M.M. van der Smissen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake sluiting horecagelegenheid door burgemeester Winschoten

Op 11 februari 2009 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak waarin [verzoeker] een voorlopige voorziening heeft verzocht tegen een besluit van de burgemeester van Winschoten. De burgemeester had op 28 augustus 2008 besloten om het café van [verzoeker] met ingang van 12 september 2008 voor een periode van twaalf maanden te sluiten. Dit besluit volgde op een eerdere beslissing van 19 november 2008, waarin het bezwaar van [verzoeker] tegen de sluiting ongegrond werd verklaard. De voorzieningenrechter van de rechtbank Groningen had op 23 december 2008 het besluit van de burgemeester vernietigd, maar de burgemeester had in beroep tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld bij de Raad van State.

Tijdens de zitting op 5 februari 2009 heeft [verzoeker], bijgestaan door zijn advocaat, het verzoek gedaan om het café te heropenen, omdat het sinds 1 januari 2009 gesloten was en hij hierdoor geen inkomsten kon genereren. De voorzitter van de Raad van State oordeelde dat het verzoek om een voorlopige voorziening niet kon worden toegewezen. Hij stelde dat het besluit van de burgemeester niet onterecht was en dat er onvoldoende redenen waren om aan te nemen dat de sluiting niet gerechtvaardigd was. De voorzitter merkte op dat de bodemprocedure op 20 april 2009 zou plaatsvinden, maar dat het verzoek om heropening op dat moment niet kon worden ingewilligd.

De voorzitter concludeerde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling en wees het verzoek af. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 11 februari 2009.

Uitspraak

200900261/2/H3.
Datum uitspraak: 11 februari 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de
Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende de hoger beroepen van onder meer:
[verzoeker], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Groningen van 23 december 2008 in zaken nrs. 08/1100 en 08/1101 in het geding tussen:
[verzoeker],
en
de burgemeester van Winschoten.
1. Procesverloop
Bij besluit van 28 augustus 2008 heeft de burgemeester van Winschoten (hierna: de burgemeester) [verzoeker], gelast het café met ingang van 12 september 2008 vanaf 12.00 uur gedurende een aaneengesloten periode van twaalf maanden voor bezoekers gesloten te houden.
Bij besluit van 19 november 2008 heeft de burgemeester het door [verzoeker] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 23 december 2008, verzonden op 24 december 2008, heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Groningen (hierna: de voorzieningenrechter), voor zover thans van belang, het door [verzoeker] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 19 november 2008 vernietigd, [verzoeker] gelast om het café met ingang van 1 januari 2009 vanaf 12.00 uur gedurende een aaneengesloten periode van twaalf maanden voor bezoekers gesloten te houden en bepaald dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit.
Tegen deze uitspraak heeft onder meer [verzoeker] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 12 januari 2009, hoger beroep ingesteld.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde dag, heeft [verzoeker] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
[verzoeker] en de burgemeester hebben nadere stukken ingediend. Deze zijn aan de andere partij gezonden.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 5 februari 2009, waar [verzoeker], bijgestaan door mr. M.P.A. Oogjen, advocaat te Woerden, en de burgemeester, vertegenwoordigd door mr. W.R. van der Velde, advocaat te Groningen, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Het verzoek strekt ertoe dat de voorzitter bij wijze van voorlopige voorziening bepaalt dat het café, dat inmiddels is gesloten, mag worden heropend. Daartoe heeft [verzoeker] gesteld dat het café vanaf 1 januari 2009 zijn deuren noodgedwongen heeft gesloten en dat het vanaf die dag voor hem dus niet mogelijk is enige inkomsten te genereren vanuit zijn bedrijfsvoering. Gelet op de schade die hij lijdt, is het niet mogelijk de uitkomst van de bodemprocedure af te wachten, aldus [verzoeker].
2.3. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat het besluit op bezwaar niet deugdelijk is gemotiveerd, omdat voor [verzoeker] ook na de bezwaarprocedure onvoldoende kenbaar is geworden waarop het besluit tot sluiting is gebaseerd. De voorzieningenrechter heeft het besluit op bezwaar daarom vernietigd. Na kennisneming van de onderliggende processen-verbaal heeft hij vervolgens geoordeeld dat het aannemelijk is dat door een persoon cocaïne is verhandeld in het café en dat aldus aannemelijk is geworden dat zich hier een situatie als bedoeld in artikel 13b van de Opiumwet voordoet. De burgemeester heeft naar het oordeel van de voorzieningenrechter gehandeld overeenkomstig het beleid "Wiet in de Rozenstad". Dit beleid bevat geen verplichting voor de burgemeester een uitbater van een horecagelegenheid een waarschuwing te geven indien aldaar handel in drugs wordt geconstateerd. Niet is gebleken van bijzondere omstandigheden die de burgemeester noopten tot afwijking van het beleid, aldus de voorzieningenrechter.
2.4. Aan de sluiting en het oordeel van de voorzieningenrechter zijn feiten, omstandigheden en verklaringen ten grondslag gelegd waarvan [verzoeker] de juistheid betwist. De waardering en betekenis hiervan vergen een nadere beoordeling die in de bodemprocedure zal moeten plaatsvinden. Gelet op het reële belang van [verzoeker] om zo spoedig mogelijk duidelijkheid te verkrijgen zal de bodemzaak op 20 april 2009 ter zitting worden behandeld. Nu onvoldoende grond bestaat voor het oordeel dat op voorhand moet worden aangenomen dat de burgemeester het café niet heeft mogen sluiten, ziet de voorzitter, gelet op de betrokken belangen, onvoldoende aanleiding om over te gaan tot het treffen van de gevraagde voorziening. Het verzoek wordt afgewezen.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Lubberdink, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. M.M. van der Smissen, ambtenaar van Staat.
w.g. Lubberdink w.g. Van der Smissen
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 11 februari 2009
419.