ECLI:NL:RVS:2009:BH3220

Raad van State

Datum uitspraak
18 februari 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200800965/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • R.J. Hoekstra
  • K.J.M. Mortelmans
  • G.N. Roes
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Goedkeuring bestemmingsplan Middenboulevard door college van gedeputeerde staten van Noord-Holland

Op 8 januari 2008 heeft het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland besloten om goedkeuring te onthouden aan het bestemmingsplan 'Middenboulevard', dat door de raad van de gemeente Zandvoort was vastgesteld op 8 mei 2007. Dit besluit leidde tot meerdere beroepsprocedures van bewoners uit de omgeving, die hun bezwaren tegen het besluit bij de Raad van State indienen. De Raad van State heeft de zaak op 26 januari 2009 behandeld, waarbij verschillende bewoners, vertegenwoordigd door gemachtigden, hun standpunten naar voren brachten. Het college werd vertegenwoordigd door een ambtenaar, en de raad door een ambtenaar van de gemeente.

De Raad van State overweegt dat het college op basis van de Wet op de Ruimtelijke Ordening de taak heeft om te onderzoeken of het bestemmingsplan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. De Afdeling bestuursrechtspraak concludeert dat het college terecht goedkeuring heeft onthouden aan het plan, omdat de wijzigingen ten opzichte van het ontwerpplan zo ingrijpend waren dat er sprake was van een wezenlijk ander plan. De bewoners voerden aan dat het college niet op basis van de financiële uitvoerbaarheid goedkeuring had kunnen onthouden, maar de Raad van State oordeelt dat de bezwaren van de bewoners niet opwegen tegen de geconstateerde tekortkomingen in het plan.

De Raad van State verklaart het beroep van de bewoners van De Kinkhoorn niet-ontvankelijk en de beroepen van de bewoners van Résidence d'Orange en anderen ongegrond. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige afweging van ruimtelijke ordening en de noodzaak voor een uitvoerbaar plan. De beslissing van de Raad van State wordt uitgesproken in naam der Koningin op 18 februari 2009.

Uitspraak

200800965/1.
Datum uitspraak: 18 februari 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. [appellant sub 1], wonend te [woonplaats], en anderen,
2. [appellant sub 2], wonend te [woonplaats], en anderen,
3. [appellante sub 3], wonend te [woonplaats], en anderen,
4. [appellant sub 4], wonend te [woonplaats], en anderen,
5. [appellant sub 5], wonend te [woonplaats],
6. [appellant sub 6], wonend te [woonplaats], en anderen,
appellanten,
en
het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit 8 januari 2008 heeft het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland (hierna: het college) besloten over de goedkeuring van het door de raad van de gemeente Zandvoort (hierna: de raad) bij besluit van 8 mei 2007 vastgestelde bestemmingsplan "Middenboulevard".
Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1] en anderen (hierna: de bewoners van De Kinkhoorn en anderen) bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 6 februari 2008, [appellant sub 2] en anderen (hierna: de bewoners van Résidence d'Orange) bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 21 februari 2008, [appellante sub 3] en anderen (hierna: [appellanten sub 3]) bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 22 februari 2008, [appellant sub 4] en anderen (hierna: [appellanten sub 4]) bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 22 februari 2008, [appellant sub 5] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 26 februari 2008, [appellant sub 6] en anderen (hierna: de bewoners aan De Favaugeplein, de Burgemeester Engelbertsstraat en het Badhuisplein) bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 26 februari 2008, beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Daartoe in de gelegenheid gesteld heeft de raad een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 26 januari 2009, waar de bewoners van de Kinkhoorn en anderen, vertegenwoordigd door [gemachtigde], [appellant sub 5], vertegenwoordigd door [gemachtigde], de bewoners van Résidence d'Orange, [appellanten sub 3], [appellanten sub 4], de bewoners aan De Favaugeplein, de Burgemeester Engelbertsstraat en het Badhuisplein, vertegenwoordigd door mr. A.P. van Delden, advocaat te Leiden, alsmede het college vertegenwoordigd door mr. Y.H.M. Huisman, ambtenaar in dienst van de provincie, zijn verschenen.
Verder is de raad, vertegenwoordigd door J.A. Sandbergen, ambtenaar in dienst van de gemeente, als partij gehoord.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 28, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening in samenhang met artikel 10:27 van de Algemene wet bestuursrecht rust op het college de taak om - in voorkomend geval mede op basis van de ingebrachte bedenkingen - te onderzoeken of het plan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Daarbij dient het college rekening te houden met de aan de raad toekomende vrijheid om bestemmingen aan te wijzen en voorschriften te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. Daarnaast heeft het college er op toe te zien dat het plan en de totstandkoming daarvan niet in strijd zijn met het recht.
2.2. Bij het bestreden besluit heeft het college goedkeuring onthouden aan het plan dat voorziet in een juridisch-planologische regeling voor het gebied dat globaal wordt begrensd door de Thorbeckestraat in het zuiden, de Westerparkstraat, het Badhuisplein, en de Burgemeester Engelbertsstraat in het oosten, de Boulevard de Favauge en de Boulevard Paulus Loot in het westen en de Jac van Heemskerckstraat in het noorden.
Het beroep van de bewoners van De Kinkhoorn en anderen
2.3. Het beroep van de bewoners van De Kinkhoorn en anderen richt zich uitsluitend tegen de aan het bestreden besluit ten grondslag liggende motivering.
2.3.1. Op 1 juli 2008 is de Wet op de Ruimtelijke Ordening ingetrokken en is de Wet ruimtelijke ordening (hierna: de Wro) in werking getreden. Vaststaat dat vóór 1 juli 2008 geen ontwerpplan ter inzage is gelegd waarin de onthouding van goedkeuring aan het plan in acht is genomen, zodat naar aanleiding van het bestreden besluit een plan op grond van de Wro zal worden vastgesteld. Artikel 30 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening heeft, zoals de Afdeling eerder in haar uitspraak van 16 juli 2008, nr.
200705923/1, heeft overwogen, geen betekenis voor een op grond van de Wro vast te stellen plan. Gelet hierop staat de motivering die ten grondslag ligt aan de onthouding van goedkeuring aan het plan in de onderhavige procedure per 1 juli 2008 niet meer ter beoordeling.
2.3.2. Voor zover de bewoners van De Kinkhoorn en anderen hebben betoogd dat zij belang hebben bij het beroep vanwege de door hen gemaakte proceskosten, wordt, onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling van 18 september 2002, no.
200102917/1(AB 2003, 41), overwogen dat de vraag of een proceskostenveroordeling moet worden uitgesproken onvoldoende aanleiding geeft om tot een inhoudelijke beoordeling van de zaak over te gaan. Indien, afgezien van de vraag of aanleiding bestaat tot een proceskostenveroordeling over te gaan, geen belang meer bestaat bij een beoordeling van de zaak, dient het beroep niet-ontvankelijk te worden verklaard. Vervolgens moet worden bezien of in de omstandigheden van het geval, en in het bijzonder in de reden voor het vervallen van het procesbelang, grond is gelegen om over te gaan tot een proceskostenveroordeling. Een dergelijke grond kan gelegen zijn in de omstandigheid dat het bestuursorgaan aan de indiener(s) van het beroepschrift is tegemoetgekomen. Met toepassing van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht is dan een proceskostenveroordeling mogelijk.
Nu het procesbelang per 1 juli 2008 om de hiervoor onder overweging 2.3.1 vermelde redenen is vervallen, is van een tegemoetkomen door het college aan de bezwaren van de bewoners van de Kinkhoorn en anderen geen sprake.
2.3.3. Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat het beroep van de bewoners van De Kinkhoorn en anderen niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
2.3.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De beroepen van de bewoners van Résidence d'Orange, [appellanten sub 3], [appellanten sub 4], [appellant sub 5] alsmede de bewoners aan De Favaugeplein, de Burgemeester Engelbertsstraat en het Badhuisplein
2.4. De beroepen van voormelde bewoners richten zich tegen het bestreden besluit voor zover daarbij goedkeuring is onthouden aan de plandelen met de bestemming "Wonen", "Tuin" dan wel "Verblijfsgebied" in het midden van het plangebied (hierna: het middengebied). Zij stellen zich op het standpunt dat het plan in zoverre niet ingrijpend is gewijzigd ten opzichte van het ontwerp daarvan. De bewoners voeren aan dat het college niet vanwege de in het plan opgenomen mogelijkheid om ondergronds te bouwen en het eventuele gebrek aan parkeervoorzieningen goedkeuring heeft kunnen onthouden aan het middengebied. De twijfels van het college omtrent de financiële uitvoerbaarheid rechtvaardigen evenmin de onthouding van goedkeuring aan het middengebied, aldus de bewoners.
2.4.1. De raad kan bij de vaststelling van een plan afwijken van het ontwerp. Slechts indien de afwijkingen van het ontwerp naar aard en omvang zo groot zijn dat een wezenlijk ander plan is vastgesteld, dient de wettelijke procedure opnieuw te worden doorlopen.
Het ontwerpplan voorzag in herstructurering van het gehele plangebied ten behoeve van de ontwikkeling van toeristische voorzieningen en een kwalitatieve uitbreiding van het woningaanbod. Het middengebied zou daarbij in overeenstemming met de uitgangspunten zoals opgenomen in de Ruimtelijk Functionele Verkenning worden getransformeerd tot een beeldbepalend gebied aan de boulevard van Zandvoort. Hierbij zou het duinmodel, waaronder blijkens het Ruimtelijk Functioneel Plan een duingordel met bebouwing van solitaire en individuele gebouwen en gebouwencomplexen moet worden verstaan, worden geherinterpreteerd. Om voormelde redenen kende het ontwerpplan aan de gronden van het middengebied onder meer de bestemmingen "Woongebied, uit te werken", "Centrum" en de aanduidingen "wijzigingsbevoegdheid IV en V" toe. Bij de vaststelling van het plan heeft de raad ervoor gekozen om af te wijken van het ontwerpplan en de bestaande in het middengebied aanwezige woonbebouwing en tuinen als zodanig te bestemmen.
Met het college is de Afdeling van oordeel dat het vastgestelde plan niet in overeenstemming kan worden geacht met de daaraan ten grondslag liggende ruimtelijke onderbouwing zoals vervat in het Ruimtelijk Functioneel Plan en de Ruimtelijk Functionele Verkenning. Deze beleidsdocumenten gaan namelijk uit van herstructurering van het plangebied, inclusief het middengebied waarvan de oppervlakte substantieel is, als één samenhangend geheel. Dat er redenen voor de raad waren om het plan in zoverre gewijzigd vast te stellen ten opzichte van het ontwerpplan, zoals de bewoners hebben aangevoerd, doet aan deze omstandigheid op zichzelf genomen niet af. Verder is de Afdeling met het college van oordeel dat als gevolg van de gewijzigde planvaststelling niet meer op toereikende wijze in de parkeerbehoefte kan worden voorzien. Blijkens de plantoelichting probeert een groot percentage van de recreanten in of zo dicht mogelijk bij het plangebied te parkeren. Realisering van het plan zou de parkeerbehoefte zodanig doen toenemen dat tevens in het middengebied een groot aantal parkeerplaatsen zou moeten worden gerealiseerd. Niet is gebleken dat de thans voor het middengebied getroffen planologische regeling hiervoor genoeg ruimte biedt of dat, zoals de bewoners hebben aangevoerd, in deze parkeerbehoefte kan worden voorzien door buiten het plangebied te parkeren. Voor zover de bewoners hebben aangevoerd dat bouwaanvragen moeten worden getoetst aan de gemeentelijke bouwverordening waarin parkeervoorschriften zijn opgenomen, overweegt de Afdeling dat reeds bij de vaststelling van het plan duidelijkheid moet bestaan over de vraag of het plan uitvoerbaar is. Dit klemt te meer nu de in de planvoorschriften opgenomen vrijstellingsbevoegdheid voor het realiseren van ondergrondse parkeervoorzieningen op gronden met de bestemming "Verblijfsgebied" niet uitvoerbaar kan worden geacht. Van deze vrijstellingsbevoegdheid kan slechts gebruik worden gemaakt, indien het Hoogheemraadschap van Rijnland een ontheffing verleent en dit waterschap heeft bij de voorbereiding van het plan aangegeven uitbreiding van ondergronds parkeren ongewenst te achten.
Gezien het vorenstaande heeft het college zich op het standpunt kunnen stellen dat in onderhavige geval de afwijkingen van het ontwerpplan naar aard en omvang zo groot zijn dat een wezenlijk ander plan is vastgesteld.
2.4.2. De conclusie is dat hetgeen de bewoners hebben aangevoerd geen aanleiding geeft voor het oordeel dat het college zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat het plan in strijd met artikel 23, eerste lid, in samenhang met artikel 27, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening is vastgesteld. Het college heeft dan ook met recht goedkeuring aan het plan heeft onthouden. In verband hiermee behoeven de overige bezwaren van de bewoners geen bespreking.
De beroepen zijn ongegrond.
2.4.3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het beroep van [appellant sub 1] en anderen niet-ontvankelijk;
II. verklaart de beroepen van [appellant sub 2] en anderen, [appellante sub 3] en anderen, [appellant sub 4] en anderen, [appellant sub 5] alsmede [appellant sub 6] en anderen ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. R.J. Hoekstra, voorzitter, en mr. K.J.M. Mortelmans en mr. G.N. Roes, leden, in tegenwoordigheid van mr. B.S. Jansen, ambtenaar van Staat.
w.g. Hoekstra w.g. Jansen
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 18 februari 2009
399.