200803470/1.
Datum uitspraak: 18 februari 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
de stichting Stichting Gooise Scholenfederatie, gevestigd te Bussum,
appellant,
de stichting Stichting Participatiefonds,
verweerster.
Bij besluit van 16 juli 2007 heeft de stichting Stichting Participatiefonds (hierna: het Participatiefonds) het verzoek van de stichting "Stichting Gooise Scholenfederatie" (hierna: de stichting) om de uitkeringskosten die voortvloeien uit de beëindiging van het dienstverband van [betrokkene] ten laste te brengen van het Participatiefonds afgewezen.
Bij besluit van 2 april 2008 heeft het Participatiefonds het door de stichting hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft de stichting bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 14 mei 2008, beroep ingesteld. De gronden van het beroep zijn aangevuld bij brief van 11 juni 2008.
Het Participatiefonds heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 27 januari 2009, waar de stichting, vertegenwoordigd door mr. W. Lindeboom, advocaat te Den Haag, en het Participatiefonds, vertegenwoordigd door mr. H.P. Coppens, zijn verschenen.
2.1. Ingevolge artikel 96o, derde lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs (hierna: de WVO), zoals die wet luidde ten tijde hier van belang en voor zover hier van belang, worden op de ingevolge artikel 96m van de WVO vastgestelde vergoeding in mindering gebracht de kosten voor werkloosheidsuitkeringen of suppleties inzake arbeidsongeschiktheid ten behoeve van gewezen personeel, tenzij de rechtspersoon, bedoeld in artikel 98b van de WVO, op een daartoe strekkend verzoek van het bevoegd gezag, heeft ingestemd met het ten laste van die rechtspersoon brengen van die kosten.
Ingevolge artikel 98b, eerste lid, van de WVO, voor zover hier van belang, is het bevoegd gezag van een school aangesloten bij een door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap aan te wijzen rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid die zich ten doel stelt waarborgen te bieden voor de kosten van werkloosheidsuitkeringen of suppleties inzake arbeidsongeschiktheid ten behoeve van gewezen personeel.
Ingevolge artikel 98b, vierde lid, van de WVO, voor zover hier van belang, stelt de rechtspersoon regels vast voor de behandeling, beoordeling en beantwoording van een verzoek van het bevoegd gezag als bedoeld in artikel 96o, derde lid.
2.2. Het Participatiefonds is de in artikel 98b, eerste en derde lid, van de WVO bedoelde rechtspersoon. Het heeft voor het schooljaar 2004-2005 het "Reglement participatiefonds voor het Voortgezet Onderwijs voor het schooljaar 2004-2005" (hierna: het Reglement) vastgesteld. Het Reglement is in werking getreden op 1 februari 2004 en is voor onbepaalde tijd van kracht. Het Reglement heeft betrekking op ontslagen die zijn of worden geëffectueerd per of na 1 augustus 2005.
2.3. Ingevolge artikel 4.1 van het Reglement rust op het bevoegd gezag de verplichting in redelijkheid datgene te doen wat van het bevoegd gezag verwacht mag worden ter voorkoming van werkeloosheid, respectievelijk om instroom in een werkeloosheidsuitkering van betrokkene te voorkomen.
Ingevolge artikel 4.4, voor zover van belang, wordt bij elke melding beoordeeld of aan het in artikel 4.1 gestelde is voldaan. Indien blijkt dat onvoldoende uitvoering is gegeven aan de activiteiten genoemd in dat artikel dat op het ontslag van toepassing is, wordt het vergoedingsverzoek afgewezen. Er is dan immers onvoldoende aangetoond dat instroom in de werkeloosheidsregelingen in dergelijke gevallen niet te vermijden is geweest. De inspanningsverplichting is in categorieën ondergebracht. In de categorie hier van belang, categorie IV-B, welke ziet op ontslag uit een tijdelijk dienstverband, behelst de inspanningsverplichting
1 ondersteunen van betrokkene bij het zoeken naar een andere functie; en
2 inschakelen CWI of voormelding bij Loyalis Mens en Werk.
Het bevoegd gezag informeert het Participatiefonds schriftelijk op welke wijze aan de inspanningsverplichting is voldaan.
In de toelichting bij deze bepaling is met betrekking tot de inspanningsverplichting onder 1 vermeld dat onder andere de volgende voorbeelden kunnen worden genoemd:
1 uren vrijroosteren om betrokkene de gelegenheid te geven te solliciteren;
2 het afgeven van referenties;
3 betrokkene aanbieden van hulp.
2.4. Bij brief van 26 maart 2007 heeft de stichting aan het Participatiefonds de beëindiging van het vast dienstverband van betrokkene per 1 februari 2005 gemeld op grond van artikel 9, aanhef en onder a, van het Reglement en verzocht om de kosten als gevolg van dat ontslag ten laste te laten komen van het Participatiefonds.
Het Participatiefonds heeft bij brief van 7 mei 2007 de stichting te kennen gegeven dat haar verzoek onvolledig is en haar verzocht afschriften van documenten over te leggen waaruit blijkt dat het bevoegd gezag van de stichting (hierna: het bevoegd gezag) betrokkene heeft ondersteund bij het zoeken naar een andere functie.
De stichting heeft bij brief van 14 juni 2007 aan het Participatiefonds medegedeeld dat voormelding bij Loyalis Mens en Werk heeft plaatsgevonden.
Het Participatiefonds heeft het verzoek van de stichting afgewezen, omdat zij niet aannemelijk heeft gemaakt dat het bevoegd gezag heeft voldaan aan de in artikel 4.4 van het Reglement neergelegde inspanningsverplichting, categorie IV-B, omdat zij geen documenten heeft overgelegd waaruit blijkt dat het bevoegd gezag betrokkene heeft ondersteund bij het zoeken naar een andere functie.
Het bestreden besluit van 2 april 2008 strekt tot handhaving van de afwijzing. Daarin heeft het Participatiefonds zich op het standpunt gesteld dat de stichting niet voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat het bevoegd gezag betrokkene heeft ondersteund bij het zoeken naar een andere functie, nu zij de enkele stelling dat betrokkene in de gelegenheid is gesteld te solliciteren bij de initiële melding noch in bezwaar aannemelijk heeft gemaakt, al dan niet aan de hand van enig (schriftelijk) bewijs.
2.5. Gelet op het bestreden besluit van 2 april 2008 is thans nog slechts in geschil of het bevoegd gezag aannemelijk heeft gemaakt dat het heeft voldaan aan de inspanningsverplichting als bedoeld in artikel 4.4, categorie IV-B, onder 1, van het Reglement.
2.6. Ter zitting heeft het Participatiefonds aangegeven dat, in het licht van de door het Algemeen bestuur op 6 januari 2005 aanvaarde notitie van 29 december 2004 van het bestuursbureau, nr. ABPF04/116, waarin is gesteld dat de inspanningsverplichting betrokkene te ondersteunen bij het zoeken naar een andere functie niet controleerbaar is en door de schoolbesturen als vanzelfsprekend wordt beschouwd, het niet voldoen aan deze inspanningsverplichting niet langer als weigeringsgrond wordt gehandhaafd. Nu de weigering van het Participatiefonds de uitkeringskosten die voortvloeien uit het ontslag van betrokkene ten laste van het participatiefonds te brengen slechts is gebaseerd op het niet voldoen aan deze inspanningsverplichting, betekent het niet handhaven van deze weigeringsgrond dat het Participatiefonds is gehouden deze uitkeringskosten te vergoeden.
2.7. Het beroep is gegrond. Het besluit van 2 april 2008 komt voor vernietiging in aanmerking. Gelet op het onder 2.6 overwogene zal de Afdeling op na te melden wijze in de zaak voorzien.
2.8. Het Participatiefonds dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het beroep gegrond;
II. vernietigt het besluit van de stichting Stichting Participatiefonds van 2 april 2008, kenmerk BZW PF 2002;
III. herroept het besluit van 16 juli 2007, kenmerk PF-07/35610U;
IV. bepaalt dat de uitkeringskosten voortvloeiende uit het ontslag van [betrokkene] ten laste komen van het Participatiefonds;
V. bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het besluit van 16 juli 2007;
VI. veroordeelt de stichting Stichting Participatiefonds tot vergoeding van bij de stichting Stichting Gooise Scholenfederatie in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 644,00 (zegge: zeshonderdvierenveertig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door de stichting Stichting Participatiefonds aan de stichting Stichting Gooise Scholenfederatie onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald;
VII. gelast dat de stichting Stichting Participatiefonds aan de stichting Stichting Gooise Scholenfederatie het door haar voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 288,00 (zegge: tweehonderdachtentachtig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. P. van Dijk, voorzitter, en mr. D. Roemers en mr. B.P. Vermeulen, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.R. Poot, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Dijk w.g. Poot
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 18 februari 2009