ECLI:NL:RVS:2009:BH3228

Raad van State

Datum uitspraak
18 februari 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200805820/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • T.M.A. Claessens
  • P. Klein
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van verkeersbesluiten inzake maximumsnelheid door de Raad van State

In deze zaak gaat het om de beoordeling van verkeersbesluiten die zijn genomen door het college van burgemeester en wethouders van Eemnes op 10 mei 2007. Deze besluiten betroffen het instellen van een maximumsnelheid van 60 km/uur op de Wakkerendijk en 30 km/uur op de Laarderweg. De appellante, die bezwaar had gemaakt tegen deze besluiten, werd door het college niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank Utrecht bevestigde deze beslissing in haar uitspraak van 6 juni 2008, waarop de appellante hoger beroep instelde bij de Raad van State.

De Raad van State heeft de zaak behandeld op 26 januari 2009. De Afdeling bestuursrechtspraak oordeelde dat de appellante niet kan worden aangemerkt als belanghebbende bij de verkeersbesluiten. Dit oordeel is gebaseerd op de afstand van haar woning tot de maximumsnelheidzones, die respectievelijk 600 en 400 meter bedragen. De Afdeling concludeerde dat er geen directe gevolgen zijn voor de verkeersbewegingen ter plaatse van haar woning, en dat de appellante geen bijzonder, individueel belang heeft dat haar onderscheidt van andere weggebruikers.

De Raad van State bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd, aangezien er geen aanleiding voor was. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 18 februari 2009.

Uitspraak

200805820/1.
Datum uitspraak: 18 februari 2009.
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 6 juni 2008 in zaken nrs. 07/3121 en 08/215 in het geding tussen:
[appellante]
en
het college van burgemeester en wethouders van Eemnes.
1. Procesverloop
Bij verkeersbesluiten van 10 mei 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders van Eemnes (hierna: het college), voorzover thans van belang, besloten tot: - het instellen van een maximumsnelheid van 60 km/uur op de Wakkerendijk beginnend op ca. 70 meter ten zuiden van de aansluiting met de Anna Louwenweg tot ca. 20 meter ten zuiden van de aansluiting met het Wilgenpad (besluit I); - het instellen van een maximumsnelheid van 30 km/uur op de Laarderweg vanaf huisnummer 32 tot en met de kruising Noordersingel - Zuidersingel - Laarderweg (besluit II).
Bij afzonderlijke besluiten van 25 september 2007 heeft het college de door [appellante] tegen deze verkeersbesluiten gemaakte bezwaren niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 6 juni 2008, verzonden op 10 juni 2008, heeft de rechtbank Utrecht (hierna: de rechtbank) de door [appellante] daartegen ingestelde beroepen ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft Groot-Gortenmulder bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 29 juli 2008, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 26 januari 2009, waar [appellante] en het college, vertegenwoordigd door mr. W.L.C.A. Rietveld, ambtenaar in dienst van de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 7:1, eerste lid, gelezen in samenhang met artikel 8:1, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb), kan een belanghebbende tegen een besluit bezwaar maken.
Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Awb wordt onder belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
2.2. [appellante] komt op tegen het oordeel van de rechtbank dat het college haar terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard in haar bezwaren tegen de verkeersbesluiten.
2.3. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat [appellante] woonachtig is aan de [locatie] te [plaats].
Het begin van de Laarderweg staat haaks op het einde van de Wakkerendijk en het begin van de Meentweg. De dichtstbijzijnde grenzen van de bij verkeersbesluit I en II ingestelde maximumsnelheidzones liggen op ongeveer 600 en 400 meter afstand van de woning van [appellante]. Op het gedeelte van de Laarderweg waaraan [appellante] woont, alwaar reeds een maximumsnelheid van 30 km/uur gold, verandert niets.
2.4. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (bijvoorbeeld in de uitspraak van 3 juli 1998 in zaak nr. H01.97.0795; AB 1998,332 en in de uitspraak van 22 oktober 2003 in zaak nr.
200303421/1) dient degene die bezwaar wil maken tegen een verkeersbesluit, een bijzonder, individueel belang te hebben, waarin hij zich in voldoende mate onderscheidt van andere weggebruikers.
2.5. Met de rechtbank is de Afdeling van oordeel dat [appellante] in dit geval niet kan worden aangemerkt als belanghebbende bij de verkeersbesluiten.
Terecht heeft de rechtbank overwogen dat redelijkerwijs niet gezegd kan worden dat de verkeersbesluiten van invloed zijn op de directe woonomgeving van [appellante]. Niet is immers gebleken dat er directe gevolgen zijn voor verkeersbewegingen ter plaatse van haar woning. De rechtbank heeft dan ook terecht overwogen dat [appellante] geen bijzonder, individueel belang heeft bij de verkeersbesluiten, waarin zij zich in voldoende mate onderscheidt van andere weggebruikers.
Dat [appellante] door de Afdeling eerder wel als belanghebbende bij een verkeersbesluit is aangemerkt, maakt het vorenstaande niet anders. Zoals uit de onder overweging 2.4 genoemde uitspraken van de Afdeling blijkt, dient namelijk van geval tot geval te worden onderzocht of degene die bezwaar wil maken, een bijzonder, individueel belang heeft bij het aan het geschil ten grondslag liggende verkeersbesluit.
2.6. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. T.M.A. Claessens, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P. Klein, ambtenaar van Staat.
w.g. Claessens w.g. Klein
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 18 februari 2009.
176-597.