200803752/1.
Datum uitspraak: 18 februari 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats], gemeente Sint Anthonis,
tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de
rechtbank 's-Hertogenbosch van 10 april 2008 in zaak nrs. 08/695 en 07/4155 in het geding tussen:
het college van burgemeester en wethouders van Sint Anthonis.
Bij besluit van 3 juli 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders van Sint Anthonis (hierna: het college) [appellant] onder oplegging van een dwangsom gelast de activiteiten van zijn [bedrijf] op het adres [locatie] te [plaats] te beëindigen.
Bij besluit van 31 oktober 2007 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 10 april 2008, verzonden op 15 april 2008, heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Hertogenbosch (hierna: de voorzieningenrechter) het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 26 mei 2008, hoger beroep ingesteld. De gronden van
het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 23 juni 2008.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 28 januari 2009,
waar [appellant], in persoon en bijgestaan door [gemachtigde], en het college, vertegenwoordigd door J.M.A. van der Burgt-Willems en S.C.P. Selten, ambtenaren in dienst van de gemeente, zijn verschenen.
2.1. Niet in geschil is dat de uitoefening van een advieskantoor in de garage behorende bij de woning van [appellant] in strijd is met het geldende bestemmingsplan "Buitengebied 2000", zodat het college bevoegd was ter zake handhavend op te treden.
2.2. Gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving, zal in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om met bestuursdwang of een last onder dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag van het bestuursorgaan worden gevergd, dit niet te doen. Dit kan zich voordoen indien concreet uitzicht op legalisatie bestaat. Voorts kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien.
2.3. Anders dan [appellant] betoogd is de voorzieningenrechter tot het juiste oordeel gekomen dat geen concreet uitzicht op legalisatie bestaat en dat niet is gebleken van bijzondere omstandigheden op grond waarvan het college van de aanschrijving had behoren af te zien.
Als bijzondere omstandigheid kan niet worden aangemerkt de stelling van [appellant] dat het waarschijnlijk is dat de gemeente Sint Anthonis het bestemmingsplan zal aanpassen om de uitoefening van een bedrijf in een bijgebouw bij een woning mogelijk te maken. Immers, het college heeft aangegeven dat in het bestemmingsplan er bewust voor is gekozen om een aan-huis-gebonden beroep uitsluitend in het woonhuis toe te staan en dat er geen voornemen bestaat deze bepaling bij de herziening van het bestemmingsplan tot bijgebouwen te verruimen. Het college heeft daarbij in aanmerking genomen dat bij burgerwoningen in het buitengebied veelal grote oppervlakten aan bijgebouwen aanwezig zijn, zodat een aan-huis-gebonden beroep zou kunnen uitgroeien tot een bedrijf van grote omvang, hetgeen onwenselijk wordt geacht.
Weliswaar laat artikel 1, aanhef en onder 1, van de planvoorschriften de uitoefening van een aan-huis-gebonden beroep in de woning van [appellant] toe, doch alleen indien dat beroep door zijn beperkte omvang in een woning met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend. Zoals blijkt uit door het college uitgevoerde controles zijn ter plaatse dagelijks 3 à 4 werknemers werkzaam voor [appellant]. Het planvoorschrift verzet zich er tegen om werkzaamheden van deze omvang voortaan in de woning te laten plaatsvinden. De verklaring van het college dat van een beperkte beroepsuitoefening sprake is indien de daaraan verbonden werkzaamheden door niet meer dan twee personen, onder wie de bewoner van de woning, worden verricht, kan [appellant] dus niet baten.
De stelling van [appellant] dat het gelijkheidsbeginsel is geschonden dient buiten beoordeling te blijven, nu hij deze stelling niet reeds bij de rechtbank naar voren heeft gebracht, zodat de rechtbank zich daarover aldus niet heeft kunnen uitlaten.
Ook uit hetgeen [appellant] verder heeft aangevoerd kan niet worden opgemaakt dat sprake is van bijzondere omstandigheden op grond waarvan van handhaving afgezien had moeten worden.
2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. G.A.A.M. Boot, ambtenaar van Staat.
w.g. Slump w.g. Boot
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 18 februari 2009