ECLI:NL:RVS:2009:BH3946
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- R.J. Hoekstra
- K.M. Gerkema
- Rechtspraak.nl
Goedkeuring bestemmingsplan BillyBird Park Hemelrijk door college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant
Op 21 oktober 2008 heeft het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant besloten tot goedkeuring van het bestemmingsplan "BillyBird Park Hemelrijk", dat door de raad van de gemeente Uden was vastgesteld op 21 februari 2008. Tegen dit besluit hebben verzoekers, wonend te [woonplaats], op 1 december 2008 beroep ingesteld bij de Raad van State. Tevens hebben zij verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak heeft de verzoeken op 22 januari 2009 ter zitting behandeld. Tijdens deze zitting zijn de verzoekers vertegenwoordigd door gemachtigden en is het college vertegenwoordigd door een ambtenaar van de provincie. Ook de raad van de gemeente Uden en BB Vastgoed B.V. waren aanwezig.
De voorzitter heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat het bestemmingsplan de aanleg van een recreatieplas en de oprichting van recreatieverblijven mogelijk maakt. Verzoekers sub 2 hebben aangegeven dat er spoedeisend belang is, omdat er bouwvergunningen zijn aangevraagd voor de bouw van recreatieve voorzieningen. De voorzitter concludeert echter dat er geen spoedeisend belang is dat het treffen van een voorlopige voorziening rechtvaardigt, omdat de vertegenwoordiger van verzoekers sub 2 geen bezwaar heeft tegen de bouw van een nieuw receptiegebouw.
Verzoekers sub 1 vrezen dat de afvoer van zand uit de te ontgronden plas zal leiden tot een toename van verkeersbewegingen langs hun woningen. De voorzitter merkt op dat de plantoelichting aangeeft dat zandauto's gebruik zullen maken van een interne ontsluitingsroute en dat dit niet voldoende is gewaarborgd. Desondanks ziet de voorzitter geen aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen, omdat het bezwaar van verzoekers sub 1 betrekking heeft op de uitvoering van de ontgronding, wat niet in deze procedure kan worden beoordeeld.
Uiteindelijk heeft de voorzitter de verzoeken om voorlopige voorziening afgewezen en is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan op 16 februari 2009.