200809446/2/M1.
Datum uitspraak: 18 februari 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoekster], gevestigd te [plaats],
het college van burgemeester en wethouders van Nieuwerkerk aan den IJssel,
verweerder.
Bij besluit van 4 november 2008 heeft het college van burgemeester en wethouders van Nieuwerkerk aan den IJssel (hierna: het college) aan [verzoekster] een revisievergunning, als bedoeld in artikel 8.4, eerste lid, van de Wet milieubeheer deels verleend en deels geweigerd voor een transportbedrijf en brandstoffenhandel op het perceel [locatie] te [plaats]. Dit besluit is op 13 november 2008 ter inzage gelegd.
Tegen dit besluit heeft [verzoekster] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 24 december 2008, beroep ingesteld.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 24 december 2008, heeft [verzoekster] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 2 februari 2009, waar [verzoekster], vertegenwoordigd door mr. W. Krijger, gemachtigde, [verzoekster], directeur, en [gemachtigde], en het college, vertegenwoordigd door mr. drs. W.M. Logtenberg en ing. F.G.A. Oldeman, werkzaam bij de Milieudienst Midden-Holland, zijn verschenen.
Buiten bezwaren van partijen zijn ter zitting nog stukken in het geding gebracht.
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Bij het bestreden besluit is een revisievergunning verleend voor het veranderen en in werking hebben van een transportbedrijf en brandstoffenhandel. De gevraagde vergunning is geweigerd voor de vervoersbewegingen tussen 19.00 uur en 07.00 uur. Voor de inrichting is eerder op 12 november 1991 een oprichtingsvergunning krachtens de Hinderwet verleend.
2.3. Het verzoek om voorlopige voorziening is ter zitting beperkt tot schorsing van de weigering van de gevraagde vergunning voor negen vervoersbewegingen in de nachtperiode tussen 05.00 uur en 07.00 uur en het bij wege van voorlopige voorziening toestaan van deze activiteit.
2.4. Blijkens het bestreden besluit is de gevraagde vergunning voor de vervoersbewegingen in de nachtperiode geweigerd, omdat ter plaatse van de op het perceel [locatie] nieuw te bouwen woning niet kan worden voldaan aan de voor deze periode voor de inrichting geldende geluidgrenswaarden.
2.5. [verzoekster] betoogt dat ten onrechte geen rekening is gehouden met de op grond van de eerder verleende vergunning voor haar inrichting bestaande rechten. In dit verband voert zij aan dat de vervoersbewegingen in de nachtperiode tussen 05.00 en 07.00 uur reeds waren toegestaan en ook daadwerkelijk hebben plaatsgevonden. Zij stelt vanwege de files op de wegen genoodzaakt te zijn de internationale transporten voor 07.00 uur te laten vertrekken.
Voorts voert [verzoekster] aan dat de vrijstelling van het bestemmingsplan en het verlenen van de bouwvergunning voor de nieuw te bouwen woning ten onrechte is verleend, omdat daarbij geen dan wel onvoldoende rekening is gehouden met de akoestische situatie vanwege de aanwezigheid van haar inrichting. Het college had deze woning bij de beoordeling van haar aanvraag om een vergunning buiten beschouwing moeten laten. In dit kader betoogt zij dat met het treffen van maatregelen de beperkte overschrijdingen van de geluidgrenswaarden ter plaatse van de bestaande woningen zijn te reduceren en derhalve had het college de vergunning niet zonder meer mogen weigeren.
Het niet vergunnen van deze vervoersbewegingen heeft volgens [verzoekster] ingrijpende gevolgen voor haar bedrijfsvoering en het voortbestaan van het bedrijf.
2.5.1. Het college stelt zich op het standpunt dat [verzoekster] niet beschikt over bestaande rechten met betrekking tot de aangevraagde vervoersbewegingen in de nachtperiode. Verder betoogt het college dat [verzoekster], ongeacht de bouw van de nieuwe woning, ook ten opzichte van de bestaande woningen niet aan de geluidgrenswaarden kan voldoen. Reeds om die reden konden de vervoersbewegingen in de nachtperiode niet worden vergund, aldus het college.
2.5.2. Vaststaat dat [verzoekster] in de huidige situatie niet kan voldoen aan de geluidgrenswaarden in de nachtperiode. De vragen of [verzoekster] een geslaagd beroep kan doen op bestaande rechten, of het college de nieuw te bouwen woning bij de beoordeling heeft mogen betrekken en daarmee de vraag of het college de milieuvergunning in redelijkheid deels heeft kunnen weigeren, vergen nader onderzoek waarvoor de onderhavige procedure zich niet leent. Het is aan de Afdeling om zich hierover bij de behandeling van de zaak in de bodemprocedure uit te spreken.
2.5.3. Hoewel in de onderhavige procedure uitsluitend de milieuvergunning aan de orde is, bestaat er wat de weigering van de gevraagde vervoersbewegingen in de nachtperiode betreft een nauwe verwevenheid met de procedure inzake de vrijstelling van het bestemmingsplan en het verlenen van de bouwvergunning voor de nieuw te bouwen woning op het perceel [locatie].
2.5.4. In de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Gravenhage van 24 december 2008, in zaak nrs. AWB 08/8814 WRO en 08/8798 WRO, is het beroep van [verzoekster] tegen het verlenen van de vrijstelling van het bestemmingsplan en het verlenen van de bouwvergunning ongegrond verklaard en is het verzoek om een voorlopige voorziening te treffen afgewezen.
Bij brieven, bij de Raad van State ingekomen op 6 februari 2009, heeft [verzoekster] hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank en tevens verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.
2.5.5. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting blijkt dat het verlenen van de vrijstelling van het bestemmingsplan en het verlenen van de bouwvergunning voor de nieuw te bouwen woning zich niet verdragen met de activiteiten van [verzoekster]. In de adviezen hieromtrent van de Milieudienst Midden-Holland is hier nadrukkelijk op gewezen. Ook de Commissie bezwaarschriften van de gemeente Nieuwerkerk aan den IJssel heeft geadviseerd de bezwaren van [verzoekster] tegen het vrijstellingsbesluit en het verlenen van de bouwvergunning gegrond te verklaren. Het college is echter afgeweken van deze adviezen.
De voorzitter overweegt dat het verlenen van de vrijstelling van het bestemmingsplan en het verlenen van de bouwvergunning voor de nieuw te bouwen woning op het perceel [locatie] ertoe hebben geleid dat de situatie uit een oogpunt van geluid voor [verzoekster] aanzienlijk moeilijker is geworden. Zonder de aanwezigheid van deze nieuwe woning zouden bij de gevraagde vervoersbewegingen alleen de maximale geluidniveaus (LAmax) in de nachtperiode worden overschreden, maar rekening houdend met deze woning kan ook niet meer worden voldaan aan het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau (LAr,LT) in de nachtperiode. Door het toestaan van de bouw van deze woning op kortere afstand van de inrichting dan de reeds aanwezige woningen wordt de bedrijfsvoering van [verzoekster] verder verslechterd. Het is op dit moment onduidelijk of de verleende bouwvergunning in stand zal blijven.
Gezien deze omstandigheden ziet de voorzitter, na afweging van de betrokken belangen, en in aanmerking genomen dat in de inrichting reeds enkele jaren vervoersbewegingen tussen 05.00 uur en 07.00 uur plaatsvinden, aanleiding de hierna te melden voorlopige voorzieningen te treffen. Daarbij wordt in beschouwing genomen de relatief korte termijn waarop een oordeel van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak inzake het verlenen van de vrijstelling van het bestemmingsplan en het verlenen van de bouwvergunning voor de nieuw te bouwen woning op het perceel [locatie] kan worden verkregen en de omstandigheid dat de woning nog in aanbouw is en nog niet wordt bewoond. Gelet hierop zijn er geen belangen van derden die onevenredig worden geschaad bij toewijzing van het verzoek, terwijl afwijzing verstrekkende gevolgen zou hebben voor de bedrijfsvoering van [verzoekster].
2.6. Het college dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Nieuwerkerk aan den IJssel van 4 november 2008, kenmerk 1050906, voor zover daarbij de gevraagde vergunning voor negen vervoersbewegingen in de nachtperiode tussen 05.00 uur en 07.00 uur is geweigerd;
II. treft de voorlopige voorziening dat het college van burgemeester en wethouders van Nieuwerkerk aan [verzoekster] dient te behandelen als ware zij in het bezit van een vergunning krachtens de Wet milieubeheer voor de gevraagde negen vervoersbewegingen in de nachtperiode van 05.00 tot 07.00 uur, waarbij de in de vergunningvoorschriften 2.1 en 2.2 neergelegde grenswaarden voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau (LAr,LT) en het maximale geluidniveau (LAmax) voor de negen aangevraagde vervoersbewegingen in de nachtperiode niet gelden;
III. bepaalt dat de onder I. en II. genoemde voorlopige voorzieningen vervallen zodra de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak uitspraak heeft gedaan op het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening inzake de vrijstelling van het bestemmingsplan en het verlenen van de bouwvergunning in zaak nr. 200900983/2 of zodra het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening wordt ingetrokken. Met dien verstande dat indien de gevraagde voorlopige voorziening wordt toegewezen de schorsing doorloopt totdat de Afdeling bestuursrechtspraak uitspraak op het beroep in zaak nr. 200809446/1 heeft gedaan;
IV. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Nieuwerkerk aan den IJssel tot vergoeding van bij [verzoekster] in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 644,00 (zegge: zeshonderdvierenveertig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door de gemeente Nieuwerkerk aan den IJssel aan [verzoekster] onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald;
V. gelast dat de gemeente Nieuwerkerk aan den IJssel aan verzoekster] het door haar voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 288,00 (zegge: tweehonderdachtentachtig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. Th.G. Drupsteen, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. P. Plambeck, ambtenaar van Staat.
w.g. Drupsteen w.g. Plambeck
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 18 februari 2009