200803763/1.
Datum uitspraak: 25 februari 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
het college van burgemeester en wethouders van Haarlemmermeer,
appellant,
tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Haarlem van 15 april 2008 in zaak nrs. 08/2141 en 08/2143 in het geding tussen:
[wederpartij], wonend te [woonplaats]
Bij besluit van 30 juli 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders van Haarlemmermeer (hierna: het college) [wederpartij] op straffe van een dwangsom gelast een hekwerk, een schuur, een schutting en een recreatiewoning (hierna: de bouwwerken) van het perceel, plaatselijk bekend hoek Liedetocht/Spaarnwouderweg te Vijfhuizen, gemeente Haarlemmermeer (hierna: het perceel), te verwijderen en verwijderd te houden.
Bij besluit van 25 januari 2008 heeft het college het door [wederpartij] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 15 april 2008, verzonden op dezelfde dag, heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Haarlem (hierna: de voorzieningenrechter), voor zover thans van belang, het door [wederpartij] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard en dat besluit vernietigd. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft het college bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 23 mei 2008, hoger beroep ingesteld. De gronden van het beroep zijn aangevuld bij brief van 20 juni 2008.
[wederpartij] heeft een verweerschrift ingediend. Hij heeft vervolgens nog nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 19 januari 2009, waar het college, vertegenwoordigd door mr. M.F.A. Dankbaar, advocaat te Haarlem, en [wederpartij], bijgestaan door mr. A. Noorman, advocaat te Amsterdam, zijn verschenen.
2.1. Ingevolge het bestemmingsplan "De Liede" (hierna: het bestemmingsplan) rust op het perceel de bestemming
"Agrarische doeleinden II".
Ingevolge artikel 7, eerste lid, van de planvoorschriften zijn de als zodanig aangewezen gronden bestemd voor agrarisch gebruik, de daartoe nodige agrarische bedrijfsgebouwen en bouwwerken, met uitzondering van woningen.
Ingevolge artikel 5 van de voorschriften die deel uitmaken van het besluit "Herziening gebruiks- en overgangsbepalingen" (hierna: het herzieningsbesluit), waarbij de gebruiks- en overgangsbepalingen van het bestemmingsplan zijn herzien, mogen bestaande bouwwerken die hetzij door hun bestaan als zodanig, hetzij door hun afmetingen niet voldoen aan het plan:
a. voor een gedeelte worden vernieuwd of in beperkte mate worden veranderd, mits daardoor de bestaande afwijking van de aard van de bestemming niet wordt vergroot;
b. tot ten hoogste 15% van de vloeroppervlakte worden uitgebreid, mits daardoor de naar de weg toegekeerde bebouwingsgrenzen dan wel de voorgevelrooilijnen niet worden overschreden en overigens de bestaande afwijking van de aard van de bestemming niet wordt vergroot.
2.2. Het college betoogt dat de voorzieningenrechter heeft miskend dat het handhavend kon optreden, omdat de bouwwerken, waarop de last ziet, zonder bouwvergunning zijn opgericht en zodanige vergunning daarvoor vereist was.
2.2.1. Dit betoog slaagt. Doordat de bouwwerken, waarop de last ziet - naar tussen partijen niet in geschil is - zonder de vereiste bouwvergunning zijn opgericht, is gehandeld in strijd met artikel 40, eerste lid, van de Woningwet, zodat het college handhavend kon optreden.
2.3. Voorts heeft de voorzieningenrechter volgens het college miskend dat de bouwwerken niet door toepassing van het overgangsrecht van artikel 5 van het herzieningsbesluit kunnen worden gelegaliseerd.
2.3.1. Ook dat betoog slaagt. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 9 februari 2005 in zaak nr.
200405056/1), verschaft het overgangsrecht geen bouwvergunning vervangende titel en kan een bouwwerk daardoor evenmin anderszins gelegaliseerd worden.
2.4. Het college betoogt verder dat de voorzieningenrechter heeft miskend dat de omstandigheid dat het sinds lange tijd op de hoogte is van de overtreding niet betekent dat het niet meer handhavend kan en mag optreden.
2.4.1. Ook dat betoog slaagt. De enkele omstandigheid dat het college, als gesteld, gedurende lange tijd geen handhavende maatregelen heeft getroffen tegen de desbetreffende bebouwing, brengt op zichzelf niet met zich dat het daartegen niet meer handhavend mocht optreden. Voorts brengt die omstandigheid evenmin met zich dat het daarmee het te honoreren vertrouwen heeft gewekt dat het niet meer handhavend zal optreden. Gesteld noch gebleken is dat het college [wederpartij] op enig moment te kennen heeft gegeven dat van handhavend optreden zal worden afgezien.
2.5. Hetgeen het college heeft aangevoerd met betrekking tot het oordeel van de voorzieningenrechter over de lengte van de begunstigingstermijn treft evenzeer doel. Het in beroep aangevoerde biedt geen grondslag voor het oordeel dat de door het college gestelde begunstigingstermijn van zes maanden, die in het besluit op bezwaar nog is verlengd met zes weken, te kort was om aan de last te kunnen voldoen.
2.6. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd, voor zover die in zaak nr. 08/2141 is gedaan. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het door [wederpartij] in die zaak bij de rechtbank ingestelde beroep ongegrond verklaren.
2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Haarlem van 15 april 2008 in zaak nr. 08/2141;
III. verklaart het bij de rechtbank in die zaak ingestelde beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, voorzitter, en mr. W. Konijnenbelt en mr. T.M.A. Claessens, leden, in tegenwoordigheid van mr. T. van Goeverden-Clarenbeek, ambtenaar van Staat.
w.g. Loeb w.g. Van Goeverden-Clarenbeek
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 25 februari 2009