200808233/2/R1.
Datum uitspraak: 20 februari 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
de stichting Stichting De Lutte: Ons Dorp, gevestigd te De Lutte, gemeente Losser,
verzoekster,
het college van gedeputeerde staten van Overijssel,
verweerder.
Bij besluit van 14 oktober 2008 heeft het college van gedeputeerde staten van Overijssel (hierna: het college) besloten over de goedkeuring van het door de raad van de gemeente Losser (hierna: de raad) bij besluit van 26 februari 2008 vastgestelde bestemmingsplan "Luttermolenveld".
Tegen dit besluit heeft onder meer de stichting Stichting De Lutte: Ons Dorp (hierna: de Stichting) bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 9 december 2008, beroep ingesteld.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 9 december 2008, heeft de Stichting de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 10 februari 2009, waar de Stichting, vertegenwoordigd door [voorzitter] van de Stichting, en het college, vertegenwoordigd door mr. A. van Maurik, ambtenaar in dienst van de provincie, zijn verschenen.
Verder zijn de raad, vertegenwoordigd door H.A.M. Plegt, ambtenaar in dienst van de gemeente, alsmede de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Wepart B.V. en anderen, vertegenwoordigd door mr. F.J.M. Kobossen, advocaat te Deventer, als partijen gehoord.
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Ter zitting heeft de raad betoogd dat hetgeen de Stichting heeft aangevoerd niet strookt met haar statutaire doelstellingen. De voorzitter begrijpt dit betoog aldus dat de raad zich op het standpunt stelt dat de Stichting niet als belanghebbende bij het bestreden besluit kan worden aangemerkt.
Blijkens de statuten heeft de Stichting ten doel de stimulering van de sociaal-economische structuur van het dorp De Lutte, het behouden en versterken van de voorzieningen in de dorpskern van De Lutte alsmede het behouden en versterken van de recreatieve voorzieningen in De Lutte waaronder het versterken van de recreatieve functie van het recreatiepark De Luttermolen. Nu de bezwaren van de Stichting zich richten tegen het bestreden besluit waarbij is besloten over de goedkeuring van het plan dat voorziet in de omvorming van recreatiepark De Luttermolen tot een woonwijk van het dorp De Lutte, is voormelde statutaire doelstelling naar het voorlopig oordeel van de voorzitter voldoende onderscheidend om op grond daarvan het belang van de Stichting rechtstreeks bij het bestreden besluit betrokken te kunnen achten.
2.3. De Stichting voert aan dat ten onrechte geen reële mogelijkheid tot inspraak is geboden. Daarbij wijst zij onder meer op hetgeen in de vergadering van de raad van 12 juli 2005 over het plan is gesteld.
Ingevolge artikel 23, eerste lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, voor zover hier van belang, is op de voorbereiding van een bestemmingsplan afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing. De procedure inzake de vaststelling van een bestemmingsplan vangt derhalve aan met de terinzagelegging van een ontwerpplan. Nu de bezwaren van de Stichting aangaande de inspraak betrekking hebben op de fase vóór de terinzagelegging van het ontwerpplan op 13 juni 2007, kunnen deze geen gevolgen voor de rechtmatigheid van de gevolgde bestemmingsplan-procedure en de daaruit voortvloeiende besluiten met zich brengen.
2.4. De Stichting voert aan dat in strijd met het rijks-, het regionaal en het provinciaal beleid is gehandeld.
De Stichting heeft niet aannemelijk gemaakt dat in het onderhavige geval niet wordt voldaan aan de in de brief van de minister van Volkhuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 17 november 2003 opgenomen voorwaarden voor de legalisering van de permanente bewoning van recreatiewoningen. Evenmin heeft de Stichting aannemelijk gemaakt dat in het onderhavige geval niet word voldaan aan het in het Ontwikkelingsperspectief Nationaal Landschap Noordoost-Twente opgenomen uitgangspunt dat het migratiesaldo nul dient te bedragen. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat blijkens het bestreden besluit de omvang van de bij het plan voorziene nieuwe woningbouw zodanig is dat binnen de planperiode aan de woningbehoefte van de gemeente Losser wordt voldaan. Voor zover de Stichting heeft gesteld dat het plangebied deel uitmaakt van de in het Streekplan Overijssel 2000+ opgenomen provinciale ecologische hoofdstructuur, blijkt uit de stukken dat reeds op dit moment sprake is van een bebouwde enclave ingeklemd tussen de A1, de N735 en het dorp De Lutte. Niet is gebleken dat het plangebied wordt gekenmerkt door beschermingswaardige natuurwaarden. Voor zover de Stichting heeft gesteld dat de in voormeld Streekplan opgenomen belemmeringslijn (rode contour) rondom het dorp De Lutte wordt overschreden, blijkt uit het bestreden besluit dat daarvoor in dit geval de benodigde afwijkingsprocedure is gevolgd. Gezien het vorenstaande ziet de voorzitter geen aanknopingspunt voor het oordeel dat het college en de raad zich niet op het standpunt hebben kunnen stellen dat het plan in overeenstemming is met het toepasselijke beleid.
2.5. De Stichting voert aan dat als gevolg van het plan de leefbaarheid en sociaal-economische ontwikkeling van het dorp De Lutte te veel wordt aangetast. Ter zitting heeft zij desgevraagd verklaard dat deze bezwaren zich mede richten tegen het plandeel met de bestemming "Gemengde doeleinden" dat ziet op de zogenoemde centrumhal.
Ingevolge artikel 8.1 van de planvoorschriften, voor zover hier van belang, zijn de op de plankaart voor "Gemengde doeleinden" aangewezen gronden bestemd voor maatschappelijke voorzieningen, dienstverlening, kantoren en horecabedrijven als genoemd in categorie I, II en III van de lijst van horecabedrijven alsmede detailhandel in de food-sector met dien verstande dat de verkoopvloeroppervlakte niet meer mag bedragen dan 1.500 m2.
Het college en de raad stellen zich op het standpunt dat het toestaan van in totaal 1.500 m2 verkoopvloeroppervlak voor detailhandel in de food-sector, gelet op de distributieve analyse van I&O Research van mei 2005, geen problemen zal opleveren voor de voorzieningen en de leefbaarheid van het dorp De Lutte. In voormelde distributieve analyse wordt evenwel geconcludeerd dat wat betreft het dagelijkse winkelaanbod in De Lutte slechts een toename van het verkoopvloeroppervlakte past met 450 m2. Meer marktruimte is volgens de analyse alleen mogelijk wanneer wordt voorzien in een sterke bovenlokale behoefte. Gezien de regionale verzorgingsstructuur en het koopgedrag van consumenten is het genereren van een geheel nieuwe stroom van regionale toevloeiing in de dagelijkse sector een zware opgave, aldus de distributieve analyse. Gelet hierop is bij de voorzitter twijfel blijven bestaan omtrent de aanvaardbaarheid van de in artikel 8.1 van de planvoorschriften opgenomen verkoopvloeroppervlakte van in totaal 1.500 m2 voor detailhandel in de food-sector.
2.6. Gezien het vorenstaande ziet de voorzitter aanleiding de hierna te melden voorlopige voorziening te treffen.
2.7. Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen, is niet gebleken.
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van het college van gedeputeerde staten van Overijssel van 14 oktober 2008, kenmerk 2008/0148382, voor zover daarbij goedkeuring is verleend aan de zinsnede "detailhandel in de food-sector met dien verstande dat de verkoopvloeroppervlakte niet meer mag bedragen dan 1.500 m2" in artikel 8.1 van de planvoorschriften;
II. wijst het verzoek voor het overige af;
III. gelast dat de provincie Overijssel aan de stichting Stichting De Lutte: Ons Dorp het door haar voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 288,00 (zegge: tweehonderdachtentachtig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. P.J.J. van Buuren, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. B.S. Jansen, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Buuren w.g. Jansen
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 20 februari 2009