200809302/2/H3.
Datum uitspraak: 20 februari 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende het hoger beroep van:
[verzoekers], allen gevestigd te [plaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Breda van 25 november 2008 in zaak nr. 07/5408 in het geding tussen:
het college van burgemeester en wethouders van Waalwijk.
Bij besluit van 19 november 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders van Waalwijk (hierna: het college) besloten de mr. Van Coothstraat te Waalwijk ter hoogte van het perceel met huisnummer 6, over een lengte van circa 23 meter in beide richtingen gesloten te verklaren voor voertuigen, ruiters en geleiders van rij- of trekdieren of vee, uitgezonderd fietsers, bromfietsers, hulpvoertuigen en lijnbussen.
Bij uitspraak van 25 november 2008, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Breda (hierna: de rechtbank) het door [verzoekers] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven.
Tegen deze uitspraak hebben [verzoekers] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 24 december 2008, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 15 januari 2009. Voorts hebben [verzoekers] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 12 februari 2009, waar [verzoekers], vertegenwoordigd door drs. H.E. Winkelman, juridisch adviseur, en het college, vertegenwoordigd door mr. C.M. Dorrestijn, ambtenaar in dienst van de gemeente en bijgestaan door L.A.C. de Jong, ambtenaar in dienst van de gemeente, zijn verschenen.
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen, onder meer in haar uitspraak van 10 januari 2007 in zaak nr.
200605125/1komt het college bij het nemen van een verkeersbesluit een ruime beoordelingsmarge toe. Het is aan het college om alle verschillende bij het nemen van een dergelijk besluit betrokken belangen tegen elkaar af te wegen. De rechter dient zich bij de beoordeling van zo'n besluit dan ook terughoudend op te stellen en te toetsen of het besluit niet strijdig is met wettelijke voorschriften, dan wel of er sprake is van een zodanige onevenwichtigheid in de afweging van de betrokken belangen, dat het bestuursorgaan niet in redelijkheid tot dat besluit is kunnen komen.
2.3. Verzoekers zijn eigenaren van het pand [locatie 1 en 2]. Ter hoogte van het perceel waar hun pand is gelegen, zal deze straat worden afgesloten. Met het verzoek willen zij bereiken dat het besluit niet zal worden uitgevoerd, alvorens op het hoger beroep is beslist.
2.4. De rechtbank heeft het besluit van 19 november 2007 vernietigd omdat het college daarin niet heeft gemotiveerd welke gevolgen dat besluit voor de luchtkwaliteit heeft, maar heeft de rechtsgevolgen daarvan in stand gelaten omdat met het in beroep overgelegde rapport van Kema van 30 maart 2006 genoegzaam is aangetoond dat het niet strijdig is met het Besluit Luchtkwaliteit.
2.5. Hetgeen [verzoekers] hebben aangevoerd geeft geen aanleiding voor het oordeel dat op voorhand moet worden aangenomen dat de aangevallen uitspraak in de bodemprocedure niet in stand zal blijven. Daarbij wordt het volgende in aanmerking genomen.
Met de rechtbank is de voorzitter van oordeel dat de door [verzoekers] gestelde schade door derving van huurinkomsten en waardevermindering van het pand, omdat de verhuurbaarheid van het pand zal afnemen omdat potentiële huurders door de uitvoering van het besluit zullen moeten omrijden, naar verwachting gering zal zijn, aangezien aan weerszijden van het pand parkeergelegenheid voorhanden is en het pand van beide zijden bereikbaar blijft. Slechts huurders die aan de noordzijde parkeren en naar het zuiden moeten vertrekken (en omgekeerd) moeten omrijden.
Het betoog van [verzoekers] gebaseerd op hun vrees voor een tekort aan parkeerplaatsen in de omgeving van hun pand door een toename van de bebouwing in de omgeving daarvan en de herinrichting van het centrum van Waalwijk gaat voorbij aan de omstandigheid dat het besluit van 19 november 2007 slechts ziet op de afsluiting van een straat voor doorgaand verkeer en geen betrekking heeft op het aantal aanwezige parkeerplaatsen ter plaatse. De door [verzoekers] gestelde relatie tussen het verkeersbesluit en het in procedure zijnde bestemmingsplan "Centrumgebied Waalwijk" is niet van dien aard, dat bezwaren tegen dat bestemmingsplan in deze procedure een rol kunnen spelen.
In het besluit van 19 november 2007 heeft het college overwogen dat uit analyses welke ten grondslag hebben gelegen aan het verkeerscirculatieplan voor Waalwijk-Stad blijkt dat 40 tot 50% van het verkeer in de Mr. van Coothstraat doorgaand verkeer is. Gelet daarop is aannemelijk dat door de afsluiting van deze straat voor doorgaand verkeer de verkeersintensiteit in die straat zal afnemen, hetgeen een positief effect op de luchtkwaliteit ter plaatse zal hebben. De afsluiting zal wel een verschuiving van verkeersstromen tot gevolg hebben. Uit het hiervoor genoemde rapport van Kema, dat de rechtbank in beroep heeft betrokken, kan worden afgeleid dat dat geen onaanvaardbare gevolgen voor de luchtkwaliteit zal hebben. In hetgeen [verzoekers] tegen dat rapport hebben aangevoerd ziet de voorzitter vooralsnog geen reden dat de rechtbank zich niet op de uitkomsten van dat rapport heeft mogen baseren, maar voor het antwoord op die vraag acht de voorzitter de bodemprocedure meer aangewezen.
2.6. Gelet op het voorgaande en op de betrokken belangen bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
Aldus vastgesteld door mr. T.M.A. Claessens, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. P.A.M.J. Graat, ambtenaar van Staat.
w.g. Claessens w.g. Graat
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 20 februari 2009