ECLI:NL:RVS:2009:BH3998

Raad van State

Datum uitspraak
25 februari 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200800511/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • J.C.K.W. Bartel
  • G.N. Roes
  • W.J. Deetman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van vergunningplicht voor onderhoud en gebruik van spoorlijn nabij beschermingszone

In deze zaak heeft de Raad van State op 25 februari 2009 uitspraak gedaan over de vergunningplicht voor het onderhoud en gebruik van de spoorlijn Budel-Weert, gelegen nabij het speciale beschermingsgebied 'Weerter- en Budelerbergen'. De minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit had op 2 februari 2007 besloten dat voor het onderhoud en gebruik van de spoorlijn geen vergunning op basis van artikel 19d van de Natuurbeschermingswet 1998 (Nbw 1998) vereist was. Dit besluit werd later door de minister ingetrokken, maar de stichting Stichting Milieufederatie Limburg en andere partijen stelden beroep in tegen de niet-ontvankelijkverklaring van hun bezwaren.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 12 januari 2009 behandeld. De stichting en andere partijen voerden aan dat het onderhoud en gebruik van de spoorlijn onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn en dat de minister ten onrechte had gesteld dat zij geen belang meer hadden bij de beoordeling van hun bezwaar. De Raad van State oordeelde dat het feit dat de werkzaamheden al waren voltooid, niet betekende dat er geen belang bestond bij een inhoudelijke beoordeling van het bezwaar. De Afdeling concludeerde dat de minister had miskend dat de werkzaamheden aan en het gebruik van de spoorlijn als één project moesten worden beoordeeld, met inachtneming van de instandhoudingsdoelstellingen voor de beschermingszones.

De Raad van State verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het besluit van de minister van 12 december 2007 en gelastte dat de Staat der Nederlanden het griffierecht aan de stichting en andere vergoedt. Deze uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige beoordeling van de vergunningplicht in het kader van natuurbescherming en de bescherming van speciale beschermingszones.

Uitspraak

200800511/1.
Datum uitspraak: 25 februari 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
de stichting Stichting Milieufederatie Limburg, gevestigd te Roermond, en andere,
appellanten,
en
de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij brief van 2 februari 2007 heeft de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (hierna: de minister) beslist dat er geen vergunning als bedoeld in artikel 19d van de Natuurbeschermingswet 1998 (hierna: Nbw 1998) is vereist voor het onderhoud aan en het gebruik van de spoorlijn Budel-Weert in de nabijheid van het als speciale beschermingszone aangewezen gebied "Weerter- en Budelerbergen".
Bij besluit van 12 december 2007, kenmerk DRR&R/2007/6933, heeft de minister zijn beslissing van 2 februari 2007 ingetrokken voor zover dat ziet op het gebruik van de spoorlijn en heeft hij de bezwaren van de stichting Stichting Milieufederatie Limburg en andere (hierna: de stichting en andere) niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen dit besluit hebben de stichting en andere bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 18 januari 2008, beroep ingesteld. De gronden van het beroep zijn aangevuld bij brief van 15 februari 2008.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
Daartoe in de gelegenheid gesteld heeft ProRail B.V. een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 12 januari 2009, waar de stichting en andere, vertegenwoordigd door mr. R.D. Boesveld, advocaat te Amsterdam, en [gemachtigde], en de minister, vertegenwoordigd door mr. G.W.P.A. van Schijndel, ambtenaar ten departemente, zijn verschenen.
Voorts zijn ter zitting ProRail B.V., vertegenwoordigd door mr. J.A.M. van der Velden, advocaat te Breda, en mr. L.C. Makkinga, en de minister van Verkeer en Waterstaat, vertegenwoordigd door ir. F.P.M. van Heijst, ambtenaar ten departemente, als partij gehoord.
2. Overwegingen
2.1. Bij brief van 7 juli 2006 heeft ProRail B.V. een aanvraag voor een vergunning krachtens artikel 19d van de Nbw 1998 ingediend voor het verrichten van werkzaamheden aan de hoofdspoorweg Budel-Weert in de periode tussen 15 oktober 2006 en 15 maart 2007 binnen en nabij het gebied Weerter- en Budelerbergen. De noodzakelijke werkzaamheden bestaan volgens de aanvraag uit:
- het voorbereiden van werkzaamheden, bestaande uit onder andere het losdraaien van bevestigingsmiddelen en het lossen van spoorstaven;
- het vernieuwen van dwarsliggers en spoorstaven met behulp van een vernieuwingstrein;
- het vernieuwen van overwegen;
- het vernieuwen van ballast met behulp van een kettinghor, waarbij tevens nieuwe ballast met werktreinen wordt bijgelost;
- het afstoppen van spoor en afwerken van ballast met behulp van een stopmachine, stabilisator en een ballastafwerkmachine.
2.2. Het gebied Weerter- en Budelerbergen is bij besluit van 24 maart 2000 aangewezen als speciale beschermingszone in de zin van artikel 4 van de richtlijn 79/409/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand (Pb L 103; hierna de Vogelrichtlijn). Verder zijn de gebieden "Weerterbos" en "Ringselven en Kruispeel" aangemeld als speciale beschermingszone als bedoeld in de Richtlijn 92/43/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna (Pb L 206; hierna; de Habitatrichtlijn).
Bij beschikking van 7 december 2004 heeft de Europese Commissie de gebieden "Weerterbos" en "Ringselven en Kruispeel" geplaatst op de lijst van gebieden van communautair belang voor de Atlantische biogeografische regio. Een deel van de gronden van de Habitatrichtlijngebieden "Weerterbos" en "Ringselven en Kruispeel" maken tevens onderdeel uit van het Vogelrichtlijngebied Weerter-en Budelerbergen.
2.3. Bij besluit van 2 februari 2007 heeft de minister op de aanvraag van ProRail B.V. beslist. De minister heeft te kennen gegeven dat nu naar zijn mening het onderhoud en het gebruik direct aan elkaar gekoppeld zijn, het gebruik betrokken moet worden in de beoordeling van de vergunningaanvraag. De minister concludeert dat als gevolg van de onderhoudswerkzaamheden aan de hoofdspoorweg Budel-Weert geen kans is op een aantasting van de natuurlijke kenmerken van het betrokken gebied. Tevens concludeert hij dat binnen de toegewezen maximumcapaciteit vastgelegd in de Netverklaring geen kans is op een aantasting van de natuurlijke kenmerken als gevolg van het gebruik. De minister is dan ook van mening dat er voor het onderhoud aan en het gebruik van de spoorlijn Budel-Weert geen vergunning als bedoeld in artikel 19d van de Nbw 1998 nodig is.
2.4. Bij het bestreden besluit heeft de minister te kennen gegeven dat hij zich in het besluit van 2 februari 2007 ten onrechte heeft uitgelaten over het gebruik van het spoortraject, aangezien volgens hem de aanvraag daarop niet zag. De minister heeft zijn beslissing op dit punt ingetrokken. Wat betreft het onderhoud heeft de minister overwogen dat bij de beoordeling daarvan geen belang bestaat, nu de werkzaamheden reeds lange tijd zijn voltooid. Het bezwaar van de stichting en andere heeft hij dan ook niet-ontvankelijk verklaard.
2.5. De stichting en andere betogen dat de minister zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat zij geen belang meer hebben bij de beoordeling van hun bezwaar. Zij voeren daartoe aan dat de minister voorbij is gegaan aan de omstandigheid dat het onderhoud aan en het gebruik van de spoorlijn onlosmakelijk met elkaar zijn verbonden en derhalve als één project in de beoordeling hadden dienen te worden betrokken.
2.6. De Afdeling stelt voorop dat het feit dat de werkzaamheden reeds zijn voltooid, niet betekent dat er in het onderhavige geval geen belang bestaat bij een inhoudelijke beoordeling van het bezwaar of deze werkzaamheden vergunningplichtig zijn. Bovendien heeft de Afdeling bij uitspraak van heden in zaaknr.
200800675/1/R2op het beroep van de stichting en andere in de procedure betreffende het verzoek om handhavend op te treden tegen de werkzaamheden aan de spoorlijn Budel-Weert, overwogen dat de werkzaamheden aan en het gebruik van de spoorlijn in het onderhavige geval als één project voor de beoordeling van de vergunningplicht krachtens de Nbw 1998 dienen te worden aangemerkt. Gelet hierop dient te worden bezien of de werkzaamheden aan en het gebruik van de spoorlijn, als zijnde één project, gelet op de instandhoudingsdoelstellingen die zijn geformuleerd voor de speciale beschermingszones "Weerter- en Budelerbergen", "Weerterbos" en "Ringselven en Kruispeel", zou kunnen leiden tot een verslechtering van de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten of een verstorend effect kunnen hebben op de soorten waarvoor die gebieden zijn aangewezen. De minister heeft dit miskend.
2.7. De conclusie is dat hetgeen de stichting en andere hebben aangevoerd aanleiding geeft voor het oordeel dat het college het bezwaarschrift ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard. Het beroep is gegrond. Het bestreden besluit dient wegens strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, te worden vernietigd.
2.8. Omdat de onderhavige zaak en de zaak met nr.
200800675/1/R2, die eveneens op de zitting van 12 januari 2009 is behandeld, naar het oordeel van de Afdeling als samenhangende zaken als bedoeld in artikel 3 van het Besluit proceskosten bestuursrecht moeten worden aangemerkt, en de minister in die zaak in de bij de stichting en andere in verband met de behandeling van beroep opgekomen proceskosten is veroordeeld, bestaat in deze zaak geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het beroep gegrond;
II. vernietigt het besluit van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 12 december 2007, kenmerk DRR&R/2007/6933;
III. gelast dat de Staat der Nederlanden (het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit) aan de stichting Stichting Milieufederatie Limburg en andere het door hen voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 285,00 (zegge: tweehonderdvijfentachtig euro) vergoedt, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen.
Aldus vastgesteld door mr. J.C.K.W. Bartel, voorzitter, en mr. G.N. Roes en drs. W.J. Deetman, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.H. Nienhuis, ambtenaar van Staat.
w.g. Bartel w.g. Nienhuis
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 25 februari 2009
466.