ECLI:NL:RVS:2009:BH4605

Raad van State

Datum uitspraak
24 februari 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200900764/2/H1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • T.M.A. Claessens
  • M.W.J. Sloots
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening inzake vrijstelling voor openbaar parkeerterrein door college van burgemeester en wethouders van Graft-De Rijp

Op 4 december 2007 verleende het college van burgemeester en wethouders van Graft-De Rijp vrijstelling aan de Stichting Noordeinder Vermaning voor het gebruik van een terrein als openbaar parkeerterrein. Dit besluit vereiste dat aanbevelingen uit een rapport over de Flora- en faunawet gevolgd moesten worden. Tegen deze beslissing hebben verzoekers, waaronder [verzoeker A], [verzoeker B] en [verzoeker C], hoger beroep ingesteld bij de Raad van State, waarbij zij op 28 januari 2009 verzochten om een voorlopige voorziening.

De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het verzoek op 12 februari 2009 behandeld. Tijdens de zitting waren de verzoekers vertegenwoordigd door [verzoeker A] en [verzoeker B], terwijl het college werd vertegenwoordigd door ambtenaren en de wethouder. De rechtbank Alkmaar had eerder op 12 december 2008 het beroep van de verzoekers ongegrond verklaard, wat hen noopte tot hoger beroep.

De voorzitter oordeelde dat het beoogde gebruik van het terrein in strijd was met het bestemmingsplan "Noordeinde", maar dat het college op basis van de Wet op de Ruimtelijke Ordening vrijstelling had verleend. De voorzitter concludeerde dat er geen aanleiding was om aan te nemen dat de eerdere uitspraak in de bodemprocedure niet in stand zou blijven. De voorzitter weegt de belangen en concludeert dat er onvoldoende redenen zijn voor het treffen van een voorlopige voorziening, waardoor het verzoek werd afgewezen. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

De uitspraak werd openbaar gedaan op 24 februari 2009, waarbij de voorzitter, mr. T.M.A. Claessens, en ambtenaar van Staat, mr. M.W.J. Sloots, aanwezig waren.

Uitspraak

200900764/2/H1.
Datum uitspraak: 24 februari 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende het hoger beroep van:
[verzoeker A], wonend te [woonplaats], [verzoeker B], gevestigd te [plaats],
[verzoeker C], wonend te [woonplaats],
verzoekers,
tegen de uitspraak van de rechtbank Alkmaar van 12 december 2008 in zaak nr. 08/307 in het geding tussen:
[verzoeker A],
[verzoeker B],
[verzoeker C] en
[wederpartij], wonend dan wel gevestigd te [plaats],
en
het college van burgemeester en wethouders van Graft-De Rijp.
1. Procesverloop
Bij besluit van 4 december 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders van Graft-De Rijp (hierna: het college), voor zover thans van belang, aan de Stichting Noordeinder Vermaning vrijstelling verleend voor het gebruik van een terrein achter de percelen [locaties] (hierna: het terrein) als openbaar parkeerterrein. Daarbij heeft het college bepaald dat bij gebruikmaking van de vrijstelling de aanbevelingen uit het rapport van Van der Goes en Groot "Toetsing in het kader van de Flora- en faunawet van de herinrichting van een parkeerterrein" dienen te worden opgevolgd.
Bij uitspraak van 12 december 2008, verzonden op 18 december 2008, heeft de rechtbank Alkmaar (hierna: de rechtbank), voor zover thans van belang, het beroep daartegen van [verzoeker A], [wederpartij] en [verzoeker B] ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak hebben [verzoeker A], [verzoeker B] en [verzoeker C] (hierna: [verzoeker A] en anderen), bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 28 januari 2009, hoger beroep ingesteld.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 28 januari 2009, hebben [verzoeker A] en anderen de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 12 februari 2009, waar [verzoeker A] en anderen, vertegenwoordigd door [verzoeker A] en [verzoeker B], en het college, vertegenwoordigd door H.P. van der Ven en S. Koper, ambtenaren in dienst van de gemeente, en D. van der Goot, wethouder, zijn verschenen. Voorts is daar de Stichting Noordeinder Vermaning, vertegenwoordigd door W.R.N. de Boer en P. Theel, gehoord.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Het beoogde gebruik van het terrein is in strijd met het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Noordeinde". Om dit niettemin mogelijk te maken, heeft het college met toepassing van artikel 19, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening vrijstelling verleend.
2.3. In hetgeen [verzoeker A] en anderen naar voren hebben gebracht, is geen aanleiding te vinden voor het oordeel dat op voorhand moet worden aangenomen dat de aangevallen uitspraak in de bodemprocedure niet in stand zal blijven, althans dat uiteindelijk zal blijken dat de vrijstelling niet mocht worden verleend. Daarbij gaat de voorzitter er op grond van de dossierstukken, waaronder de door [verzoeker A] en anderen overgelegde ontwerpkaart behorende bij het ontwerpbesluit van het Natura 2000-gebied, en het verhandelde ter zitting van uit dat het terrein niet is gelegen binnen het Natura 2000-gebied Eilandspolder. Voorts neemt de voorzitter daarbij in aanmerking dat ten behoeve van het voorgenomen gebruik wordt voorzien in een slechts beperkte uitbreiding van het reeds verharde gedeelte op het terrein en dat het terrein op grond van de bij besluit van 13 juli 1999 verleende vrijstelling reeds mag worden gebruikt als parkeerterrein ten behoeve van sociaal-culturele activiteiten in de kerk van de Stichting Noordeinder Vermaning.
2.4. Gelet hierop en op de betrokken belangen, bestaat onvoldoende aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening. Het daartoe strekkende verzoek wordt daarom afgewezen.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. T.M.A. Claessens, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. M.W.J. Sloots, ambtenaar van Staat.
w.g. Claessens w.g. Sloots
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 24 februari 2009
499.