ECLI:NL:RVS:2009:BH4607

Raad van State

Datum uitspraak
24 februari 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200809116/2/R1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • P.J.J. van Buuren
  • B.S. Jansen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake bestemmingsplan Abcoude

In deze zaak heeft de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 24 februari 2009 uitspraak gedaan over de verzoeken om een voorlopige voorziening met betrekking tot het bestemmingsplan "Meerlanden / De Weert-Zuid, 2e partiële herziening (derde brug)". Het college van gedeputeerde staten van Utrecht had op 4 november 2008 goedkeuring verleend aan dit bestemmingsplan, dat voorziet in de aanleg van een nieuwe brug over de Angstel in Abcoude. De Vereniging Bewoners Belangen Abcoude-West en enkele andere verzoekers stelden dat het besluit van het college niet in stand kan blijven en vroegen om een voorlopige voorziening. De voorzitter heeft de verzoeken op 10 februari 2009 ter zitting behandeld, waarbij de verzoekers en vertegenwoordigers van het college en de raad aanwezig waren.

De voorzitter overwoog dat het oordeel over de voorlopige voorziening niet bindend is voor de bodemprocedure. De voorzitter concludeerde dat de argumenten van de verzoekers, waaronder zorgen over verkeersveiligheid, geluidshinder en luchtkwaliteit, niet voldoende onderbouwd waren om de goedkeuring van het bestemmingsplan te schorsen. De voorzitter merkte op dat de verkeersintensiteit en de geluidsbelasting niet onaanvaardbaar zijn en dat de maatregelen die het college en de raad hebben genomen, adequaat zijn. De verzoekers konden niet aantonen dat de in het akoestisch rapport gehanteerde gegevens onjuist waren.

Uiteindelijk heeft de voorzitter de verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening afgewezen, met de overweging dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de rechtmatigheid van het besluit van het college. De voorzitter heeft ook geen proceskostenveroordeling opgelegd, omdat er geen aanleiding voor was. De uitspraak is openbaar gedaan op 24 februari 2009.

Uitspraak

200809116/2/R1.
Datum uitspraak: 24 februari 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op de verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
1. de vereniging Vereniging Bewoners Belangen Abcoude-West, gevestigd te Abcoude,
2. [verzoekster sub 2], wonend te [woonplaats],
3. [verzoeker sub 3], wonend te [woonplaats],
4. [verzoeker sub 4], wonend te [woonplaats],
verzoekers,
en
het college van gedeputeerde staten van Utrecht,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit 4 november 2008 heeft het college van gedeputeerde staten van Utrecht (hierna: het college) besloten over de goedkeuring van het door de raad van de gemeente Abcoude (hierna: de raad) bij besluit van 13 maart 2008 vastgestelde bestemmingsplan "Meerlanden / De Weert-Zuid, 2e partiële herziening (derde brug)".
Tegen dit besluit hebben de vereniging Vereniging Bewoners Belangen Abcoude-West (hierna: de Vereniging) bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 18 december 2008, [verzoekster sub 2] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 18 december 2008, [verzoeker sub 3] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 18 december 2008, en [verzoeker sub 4] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 21 december 2008, beroep ingesteld.
Bij brieven, bij de Raad van State ingekomen op 18 en 22 december 2008, hebben de Vereniging, [verzoekster sub 2] en [verzoeker sub 3] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Bij dezelfde brief als waarmee beroep is ingesteld, heeft [verzoeker sub 4] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft de verzoeken ter zitting behandeld op 10 februari 2009, waar de Vereniging, vertegenwoordigd door J.G. Bosman, zowel [verzoekster sub 2] als [verzoeker sub 3], in persoon, en het college, vertegenwoordigd door ing. J.G. Jaspers, ambtenaar in dienst van de provincie, zijn verschenen.
Verder is de raad, vertegenwoordigd door dr. J. Streng, de burgemeester van de gemeente, en mr. L. van Raaij, ambtenaar in dienst van de gemeente, als partij gehoord.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Het plan voorziet in de tweede partiële herziening van het bestemmingsplan "Meerlanden / De Weert-Zuid" ten behoeve van de aanleg van een nieuwe brug over de Angstel in het centrum van Abcoude. In verband hiermee zal de route van het doorgaande verkeer door Abcoude worden gewijzigd.
Met het plan wordt beoogd een oplossing te bieden voor de huidige verkeersproblematiek in Abcoude, waaronder de slechte bereikbaarheid van Abcoude-West voor de hulpdiensten.
2.3. Anders dan de raad ter zitting heeft gesteld, heeft [verzoeker sub 4] in zijn beroep- en verzoekschrift redenen aangevoerd waarom volgens hem het bestreden besluit in rechte geen stand kan houden. [verzoeker sub 4] heeft namelijk gewezen op de onenigheid die tussen hem en de gemeente Abcoude bestaat over een aantal zaken betreffende zijn woning en hij heeft betoogd dat sprake is van fraude en corruptie. De voorzitter ziet hierin evenwel geen aanknopingspunt voor het oordeel dat het college en de raad niet zouden hebben voldaan aan de in artikel 2:4 van de Algemene wet bestuursrecht neergelegde eis van taakvervulling zonder vooringenomenheid. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat [verzoeker sub 4] geen feiten en omstandigheden heeft aangevoerd die betrekking hebben op het bij het bestreden besluit goedgekeurde plan.
2.4. De Vereniging en [verzoekster sub 2] stellen zich op het standpunt dat de bij de eerste partiële herziening van bestemmingsplan "Meerlanden / De Weert-Zuid" gestelde voorwaarde met betrekking tot het toegestane aantal motorvoertuigen op de Meerlandenweg en de brug had moeten worden gehandhaafd.
Bij de eerste partiële herziening van bestemmingsplan "Meerlanden / De Weert-Zuid" is in artikel 4 van de planvoorschriften de voorwaarde opgenomen dat wordt afgezien van de aanleg van de brug wanneer uit onderzoek blijkt dat de gemiddelde etmaalintensiteit op de Meerlandenweg en de brug meer dan 4.000 motorvoertuigen bedraagt. Deze voorwaarde moet blijkens de plantoelichting verouderd en, gelet op het onderzoek in het kader van het Beleidsplan Verkeer en Vervoer waarin hogere verkeersintensiteiten staan vermeld, in de praktijk onhoudbaar worden geacht. Bij de vaststelling van het thans aan de orde zijnde plan is artikel 4 van de planvoorschriften daarom gedeeltelijk ingetrokken. De voorzitter ziet in hetgeen de Stichting en [verzoekster sub 2] hebben aangevoerd geen aanknopingspunt voor het oordeel dat het college hiermee niet in redelijkheid heeft kunnen instemmen.
2.5. De Vereniging, [verzoekster sub 2] en [verzoeker sub 3] voeren aan dat meer inwoners van Abcoude met geluidhinder vanwege wegverkeer te maken zullen krijgen dan het college en de raad aannemen. Zij bestrijden dat een maximum snelheid van 30 kilometer per uur op de wegen die aansluiten op de brug reëel is. Het door het college en de raad gehanteerde akoestische rapport van RBOI van 7 oktober 2005 (hierna: het akoestisch rapport) is volgens hen ondeugdelijk, onder meer omdat daarin de toekomstige verkeersintensiteit voor de betrokken wegen te laag is ingeschat.
2.5.1. Het college en de raad stellen zich op het standpunt dat de Wet geluidhinder niet van toepassing is op de wegen die aansluiten op de brug, aangezien voor deze wegen een maximum snelheid van 30 kilometer per uur geldt. Vanuit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening is de te verwachten geluidsbelasting vanwege het wegverkeer volgens het college en de raad aanvaardbaar te achten. Daarbij hebben zij betrokken dat voor meer woningen sprake is van een afname dan van een toename van de geluidsbelasting vanwege het wegverkeer en dat de afname van de geluidsbelasting van bijzondere betekenis is voor de woningen die thans ernstig overbelast zijn. Verder hebben het college en de raad bij hun afweging betrokken dat zo nodig geluidwerende gevelmaatregelen kunnen worden getroffen.
2.5.2. Bij besluit van 31 januari 2001 is een maximum snelheid van 30 kilometer per uur in de bebouwde kom van Abcoude ingevoerd. In verband hiermee zijn verkeersremmende drempels en rotondes aangelegd. Verder zijn verkeersborden geplaatst. De voorzitter ziet in hetgeen de Vereniging, [verzoekster sub 2] en [verzoeker sub 3] hebben aangevoerd geen aanleiding voor het oordeel dat de maximum snelheid van 30 kilometer per uur onvoldoende zou zijn geëffectueerd. Dat deze maximum snelheid niet (meer) kan worden aangehouden wanneer de verkeersintensiteit op een aantal wegen verder toeneemt, heeft de Vereniging niet aannemelijk gemaakt. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat het in stand houden van voormelde maximum snelheid blijkens de stukken en het verhandelde ter zitting niet onmogelijk is, indien de verkeersintensiteit meer dan 6.000 motorvoertuigen per etmaal bedraagt. Nu ingevolge artikel 74, tweede lid, van de Wet geluidhinder geen zone geldt voor wegen waarvoor een maximum snelheid van 30 kilometer per uur geldt, hebben het college en de raad zich terecht op het standpunt gesteld dat uit de Wet geluidhinder in zoverre geen verplichtingen voorvloeien.
2.5.3. Blijkens het akoestisch rapport is voor 186 woningen sprake van een toename van de geluidsbelasting vanwege het wegverkeer variërend van 1 tot 8 dB(A). Daarbij is er van uitgegaan dat de huidige geluidsbelasting vanwege het wegverkeer op deze woningen reeds 50 dB(A) bedraagt. Voor 206 woningen is sprake van een afname van geluidsbelasting vanwege het wegverkeer variërend van 1 tot 5 dB(A). Deze afname bedraagt 1 tot 2 dB(A) voor een aantal woningen in de oude kern van Abcoude die thans een geluidsbelasting vanwege het wegverkeer ondergaan van 66 dan wel 67 dB(A).
De Vereniging, [verzoekster sub 2] en [verzoeker sub 3] hebben niet aannemelijk gemaakt dat de in het akoestisch rapport gehanteerde verkeersgegevens onjuist zijn. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat blijkens het rapport van Goudappel Coffeng van 30 januari 2008 in de verkeersgegevens voor het jaar 2015 alle vastgestelde ruimtelijke en infrastructurele ontwikkelingen, waaronder de geplande verbreding van de A2 en de woningbouw bij het nieuwe station van Abcoude, zijn meegenomen. Voor zover de Vereniging en [verzoeker sub 3] hebben aangevoerd dat in het akoestisch rapport de omrekening van waarneempunten naar woningen niet op een correcte wijze heeft plaatsgevonden, wordt het volgende overwogen. De vraag of hetgeen de Vereniging en [verzoeker sub 3] op dit punt hebben aangevoerd al dan niet doel treft, vergt nader onderzoek waarvoor de onderhavige procedure zich niet leent. Voorshands ziet de voorzitter evenwel geen aanleiding voor het oordeel dat aan het akoestisch rapport zodanige gebreken kleven dat het college en de raad zich hierop niet hebben kunnen baseren.
De Vereniging, [verzoekster sub 2] en [verzoeker sub 3] hebben evenmin aannemelijk gemaakt dat voor de woningen waar een toename van de geluidsbelasting vanwege het wegverkeer wordt verwacht geen aanvaardbaar woon- en leefklimaat kan worden gewaarborgd. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat blijkens het akoestisch rapport de geluidsreductie van een standaardgevel van een woning met kierdichting en dubbelglas in de regel ten minste 25 dB(A) bedraagt, zodat voor de woningen waarbij de toename van de geluidsbelasting vanwege het wegverkeer de 55 dB(A) niet te boven gaat, meestal zonder meer kan worden voldaan aan de binnenwaarde van 35 dB(A) die het college en de raad in dit verband aanvaardbaar achten. Mocht uit nader te verrichten akoestisch onderzoek blijken dat ten aanzien van deze woningen dan wel ten aanzien van de 34 woningen waarbij volgens het akoestisch rapport de toename van de geluidsbelasting meer dan 55 dB(A) bedraagt, desondanks niet aan voormelde binnenwaarde wordt voldaan, dan zullen blijkens de plantoelichting geluidswerende gevelmaatregelen worden getroffen. In verband hiermee is een bedrag beschikbaar van € 303.000,-. Verder wordt in aanmerking genomen dat ter zitting de burgemeester van Abcoude, als vertegenwoordiger van de raad, heeft toegezegd dat aanvullende maatregelen zullen worden getroffen, indien dit nodig mocht blijken te zijn.
Onder deze omstandigheden ziet de voorzitter geen aanknopingspunt voor het oordeel dat de afweging van het college en de raad met betrekking tot de geluidsbelasting vanwege het wegverkeer onredelijk moet worden geacht.
2.6. De Vereniging en [verzoekster sub 2] voeren aan dat de luchtkwaliteit in Abcoude-West te veel zal verslechteren.
Op 15 november 2007 is de wet van 11 oktober 2007 tot wijziging van de Wet milieubeheer (luchtkwaliteiteisen) in werking getreden. Bij deze wet is het Besluit luchtkwaliteit 2005 ingetrokken. Ingevolge artikel V, voor zover thans van belang, zijn titel 5.2 van de Wet milieubeheer, bijlage 2 van die wet en de op titel 5.2 berustende bepalingen niet van toepassing op een voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet met toepassing van artikel 7 van het Besluit luchtkwaliteit 2005 vastgesteld besluit. Het onderhavige plan is vastgesteld op 13 maart 2008 en derhalve is titel 5.2 van de Wet milieubeheer en de daarbij behorende regelgeving van toepassing.
Blijkens de rapporten van Witteveen en Bos van 30 oktober 2007 en 13 augustus 2008 worden de in bijlage 2 van de Wet milieubeheer opgenomen grenswaarden voor stikstofdioxide en zwevende deeltjes (PM10) niet overschreden. Ook ter hoogte van het door de Vereniging genoemde kinderdagverblijf Piekelepiek en de speeltuin aan de Meerlandenweg worden deze grenswaarden niet overschreden. De Vereniging en [verzoekster sub 2] hebben niet aannemelijk gemaakt dat in voormelde rapporten is uitgegaan van onjuiste verkeersgegevens dan wel een onjuiste typering van de snelheid van het verkeer. Gezien het voorgaande ziet de voorzitter geen aanleiding voor het oordeel dat de Wet milieubeheer aan het plan in de weg staat.
2.7. [verzoekster sub 2] voert aan dat de verkeersveiligheid op De Weert verder zal verslechteren.
[verzoekster sub 2] heeft niet aannemelijk gemaakt dat een toename van de verkeersintensiteit op De Weert zal leiden tot een verkeersonveilige situatie ter plaatse. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat ook op De Weert een maximum snelheid geldt van 30 kilometer per uur geldt en dat terzake van deze snelheid zo nodig handhavend kan worden opgetreden.
2.8. In hetgeen de Vereniging, [verzoekster sub 2], [verzoeker sub 3] en [verzoeker sub 4] voor het overige hebben aangevoerd, ziet de voorzitter geen aanknopingspunt voor het oordeel dat het bestreden besluit in de bodemprocedure geen stand zal kunnen houden.
2.9. Gezien het vorenstaande ziet de voorzitter aanleiding de verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
2.10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst de verzoeken af.
Aldus vastgesteld door mr. P.J.J. van Buuren, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. B.S. Jansen, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Buuren
voorzitter w.g. Jansen
ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 24 februari 2009
399.