ECLI:NL:RVS:2009:BH4618

Raad van State

Datum uitspraak
4 maart 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200803905/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • P.A. Offers
  • P. Lodder
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering bouwvergunning voor tuinbouwschuur in agrarisch gebied Maasdonk

In deze zaak heeft het college van burgemeester en wethouders van Maasdonk op 10 november 2005 geweigerd om aan de appellant een bouwvergunning en vrijstelling te verlenen voor het bouwen van een tuinbouwschuur op een perceel in Rosmalen. De appellant heeft bezwaar gemaakt tegen deze weigering, maar het college heeft op 3 april 2007 het bezwaar gedeeltelijk gegrond verklaard, maar voor het overige ongegrond. De rechtbank 's-Hertogenbosch heeft op 17 april 2008 het beroep van de appellant tegen deze beslissing ongegrond verklaard. Hierop heeft de appellant hoger beroep ingesteld bij de Raad van State.

De Raad van State heeft de zaak behandeld op 6 februari 2009. De appellant betoogde dat het bestemmingsplan de mogelijkheid biedt om het plan te wijzigen voor een nieuw agrarisch bedrijf. De Raad overwoog dat het bouwplan in strijd is met de bestemmingsplanvoorschriften, omdat het perceel niet is voorzien van een agrarisch bouwblok. De rechtbank had op goede gronden geoordeeld dat het college zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de weigering van de bouwvergunning gerechtvaardigd was, gezien de onevenredige aantasting van landschappelijke en ecologische waarden.

De Raad van State bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep ongegrond was. De Raad concludeerde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan in naam der Koningin en werd openbaar uitgesproken op 4 maart 2009.

Uitspraak

200803905/1.
Datum uitspraak: 4 maart 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 17 april 2008 in zaak nr. 07/1649 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Maasdonk.
1. Procesverloop
Bij besluit van 10 november 2005 heeft het college van burgemeester en wethouders van Maasdonk (hierna: het college) geweigerd om aan [appellant] bouwvergunning en vrijstelling te verlenen voor het bouwen van een tuinbouwschuur op het perceel Papendijk ongenummerd te Rosmalen (hierna: het perceel).
Bij besluit van 3 april 2007 heeft het college het daartegen door [appellant] gemaakte bezwaar gegrond verklaard voor zover dat betrekking heeft op de grootte van het bouwblok en het ontbreken van een advies van de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen en voor het overige ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 17 april 2008, verzonden op 23 april 2008, heeft de rechtbank 's-Hertogenbosch (hierna: de rechtbank) het daartegen door [appellant] ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 29 mei 2008, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] heeft nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn aan de andere partijen toegezonden.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 6 februari 2009, waar [appellant], en het college, vertegenwoordigd door mr. Y. Nejjari, ambtenaar in dienst van de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Buitengebied Maasdonk" (hierna: het bestemmingsplan) rust op het perceel de bestemming "Agrarisch gebied met landschappelijke waarden".
Ingevolge artikel 4.1.1. van de planvoorschriften, voor zover thans van belang, zijn de op de kaart als "Agrarisch gebied met landschappelijke waarden" aangegeven gronden bestemd voor: agrarisch grondgebruik en agrarische bedrijfsbebouwing; behoud herstel en versterking van cultuurhistorische, landschappelijke en archeologische waarden.
Ingevolge artikel 4.3.1. mag op de tot "agrarisch gebied met landschappelijke waarden" bestemde gronden uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van doeleinden omschreven in 4.1. en nader gedetailleerd in 4.2.
Ingevolge de tweede volzin van dat artikel mogen op de tot "Agrarisch gebied met landschappelijke waarden" bestemde gronden zonder een verdere aanduiding op de kaart uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden opgericht, zoals afrasteringen ten behoeve van het agrarisch grondgebruik met een maximale bebouwingshoogte van 2m.
Ingevolge artikel 4.3.2. van de planvoorschriften, voor zover thans van belang, is het oprichten van agrarische bedrijfsbebouwing uitsluitend toegestaan binnen het agrarische bouwblok.
Ingevolge artikel 4.5.1. van de planvoorschriften kunnen burgemeester en wethouders het plan wijzigen ten behoeve van de hervestiging dan wel nieuwvestiging van een agrarisch bedrijf, mits voldaan wordt aan het bepaalde in artikel 24.2.1.
Ingevolge artikel 24.2.1. van de planvoorschriften is hervestiging dan wel nieuwvestiging van agrarische bedrijven uitsluitend toegestaan onder de volgende voorwaarden:
a. her- of nieuwvestiging is uitsluitend toegestaan ten behoeve van een volwaardig agrarisch bedrijf; omtrent de volwaardigheid vragen burgemeester en wethouders advies van de Stichting Adviescommissie Agrarisch Bouwaanvragen;
g. her- of nieuwvestiging is uitsluitend toegestaan, voor zover thans van belang, indien is aangetoond dat hergebruik van bestaande agrarische dan wel niet-agrarische bebouwing in (in ieder geval) de gemeenten Maasdonk, Lith, Oss, Ravestein en andere aangrenzende gemeenten niet mogelijk is;
i. op de kaart wordt een agrarisch bouwblok van in beginsel 1 ha aangegeven;
k. de her- of nieuwvestiging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van bestaande landschappelijke en ecologische waarden;
l. indien de her- of nieuwvestiging plaatsvindt op gronden welke vallen binnen de dubbelbestemming "molenbeschermingszone", mag deze geen onevenredige aantasting van de windvang van de molen tot gevolg hebben.
2.2. Het bouwplan is in strijd met artikel 4.3.1, tweede volzin en artikel 4.3.2 van de planvoorschriften, aangezien het bouwplan een tuinbouwschuur betreft, die bovendien gebouwd zou moeten worden op een perceel dat niet van een agrarisch bouwblok is voorzien.
2.3. [appellant] betoogt dat de rechtbank niet heeft onderkend dat het bestemmingsplan de mogelijkheid biedt om het plan te wijzigen ten behoeve van een nieuw agrarisch bedrijf ter plaatse. Volgens [appellant] voldoet zijn bouwplan aan alle voorwaarden van artikel 24.2.1. van de planvoorschriften.
2.3.1. De rechtbank heeft op goede gronden overwogen dat het college zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat geen medewerking kon worden verleend vanwege de onevenredige aantasting van bestaande landschappelijke en ecologische waarden als bedoeld in artikel 24.2.1., onder k, van de planvoorschriften. De omstandigheid dat het college de weigering mede heeft gebaseerd op het reconstructieplan "Maas en Meierij", waarvan het goedkeuringsbesluit gedeeltelijk is vernietigd, betekent niet dat het college zich niet in redelijkheid op het standpunt kon stellen dat het planologisch beleid aan de vestiging in de weg staat. Nog daargelaten dat de gedeeltelijke vernietiging van de goedkeuring geen betrekking had op onderdelen die in dit geval van belang zijn, moet worden vastgesteld dat het college zich niet alleen heeft gebaseerd op dat reconstructieplan, maar ook op het voor dat gebied geldende streekplan "Brabant in Balans" en het daarop gebaseerde uitwerkingsplan "Stedelijke Regio Waalboss", dat op 21 december 2004 door het college van gedeputeerde staten is vastgesteld.
Nu het college alleen al op grond van het vorenstaande er van af kon zien zijn wijzigingsbevoegdheid toe te passen, komt de Afdeling niet meer toe aan een beoordeling of het bouwplan aan de overige voorwaarden van artikel 24.2.1. van de planvoorschriften voldoet.
Het betoog faalt.
2.4. [appellant] betoogt tevergeefs dat de rechtbank niet heeft onderkend dat het college in strijd met het gelijkheidsbeginsel heeft gehandeld, aangezien op 5 oktober 1977 voor een op een naburig perceel gelegen paardenstal wel een bouwvergunning is verleend. Die bouwvergunning is ruim voordat het nu geldende bestemmingsplan in werking is getreden verleend. Van een vergelijkbaar geval is reeds daarom geen sprake.
Voorts heeft [appellant] bij brief van 19 januari 2009 nog gewezen op een grote landbouwschuur die op een nabij gelegen perceel is gebouwd. Ter zitting is gebleken dat die landbouwschuur binnen een agrarisch bouwblok is gelegen en om die reden evenmin vergelijkbaar is met het voorliggende geval.
2.5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. P.A. Offers, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P. Lodder, ambtenaar van Staat.
w.g. Offers w.g. Lodder
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 4 maart 2009
17-560.