200803944/1.
Datum uitspraak: 4 maart 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 17 april 2008 in zaak nr. 07/1263 in het geding tussen:
het dagelijks bestuur van het stadsdeel Amsterdam-Centrum (lees: stadsdeel Centrum).
Bij besluit van 10 februari 2006 heeft het dagelijks bestuur (hierna: het dagelijks bestuur) van het stadsdeel Amsterdam-Centrum (thans: stadsdeel Centrum) [appellant], voor zover thans van belang, vrijstelling en bouwvergunning geweigerd voor het maken van een vide in de tussenvloer van het gebouw op het perceel [locatie] te[plaats] (hierna: het gebouw) ten behoeve van een restaurant.
Bij besluit van 13 februari 2007 heeft het dagelijks bestuur het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 17 april 2008, verzonden op 21 april 2008, heeft de rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief van 29 mei 2008 hoger beroep ingesteld.
Het dagelijks bestuur heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 21 januari 2009, waar [appellant], bijgestaan door mr. S. Mathoerapersad, advocaat te Amsterdam, en het dagelijks bestuur, vertegenwoordigd door mr. H.D. Hosper en mr. T. Ruhnke, ambtenaren in dienst van de gemeente, zijn verschenen.
2.1. In het gebouw is op de begane grond een restaurant gevestigd. Het bouwplan voorziet in een open verbinding tussen de begane grond en de eerste verdieping (hierna: de vide).
2.2. [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte het dagelijks bestuur heeft gevolgd in zijn opvatting dat door realisering van de vide, de tweede bouwlaag wordt betrokken bij de horecafunctie van de begane grond, waardoor het gebruik daarvan in strijd is met het bestemmingsplan. Hiertoe voert hij aan dat er geen sprake is van een tweede bouwlaag, maar van een tussenvloer. Daarbij hecht hij belang aan de omstandigheden dat de tussenvloer volgens hem een geïsoleerde ligging heeft met een geringe oppervlakte en dat daarin de vide wordt aangebracht.
2.2.1. Ingevolge het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Spuistraat e.o." (hierna: het bestemmingsplan) rust op het perceel de bestemming "Gemengde doeleinden".
Ingevolge artikel 3, aanhef en onder h, van de planvoorschriften zijn de aldus bestemde gronden, voor zover thans van belang, aangewezen voor horeca, uitsluitend ter plaatse waar op de plankaart de aanduiding "horeca I, II, III, IV in aangegeven bouwlaag" voorkomt en met dien verstande, dat deze functie alleen is toegestaan in de op de plankaart aangegeven bouwlagen en met inachtneming van de aangegeven categorieën. Op de plankaart is op de locatie van het perceel aangegeven dat op de eerste bouwlaag horeca categorie IV is toegestaan.
2.2.2. Ingevolge artikel 1, aanhef en onder 14, van de planvoorschriften wordt onder bouwlaag verstaan een doorlopend gedeelte van een gebouw dat op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren is begrensd, met uitzondering van bijzondere bouwlagen.
Ingevolge artikel 1, aanhef en onder 15, wordt onder een bijzondere bouwlaag verstaan kelders, souterrains en kappen.
2.2.3. Volgens de bouwtekeningen die deel uitmaken van de bouwaanvraag loopt de vloer van de verdieping waarin de vide wordt aangebracht door van de voorgevel van het pand aan de Spuistraat 3c tot aan de achtergevel. De rechtbank heeft terecht overwogen dat die verdieping dient te worden aangemerkt als een bouwlaag als bedoeld in artikel 1, aanhef en onder 14, van de planvoorschriften. De omstandigheden dat in de doorlopende vloer van die verdieping de vide wordt aangebracht en dat die vloer een geïsoleerde ligging heeft met een geringe oppervlakte, wat daarvan zij, staat aan dat oordeel niet in de weg.
Onder deze omstandigheden heeft de rechtbank terecht geoordeeld dat het bouwplan voorziet in de wijziging van het gebruik van de tweede bouwlaag voor horecadoeleinden waardoor dat gebruik in strijd is met artikel 3, aanhef en onder h, van de planvoorschriften gelezen in samenhang met de plankaart. Het betoog van [appellant] faalt.
2.3. [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat het dagelijks bestuur in redelijkheid vrijstelling voor het bouwplan heeft kunnen weigeren. Daartoe doet hij een beroep op het gelijkheidsbeginsel.
2.3.1. Het dagelijks bestuur heeft aan de weigering vrijstelling te verlenen ten grondslag gelegd dat door realisering van de vide geluidsoverlast ontstaat voor bewoners die direct naast de eerste verdieping of daarboven wonen. In de Spuistraat wordt in de hogere bouwlagen voornamelijk gewoond, zodat om die reden in het bestemmingsplan alleen horeca op de eerste bouwlaag is toegestaan, aldus het dagelijks bestuur. Het ziet in dit geval geen aanleiding van dat uitgangspunt af te wijken. Dit standpunt van het dagelijks bestuur kan niet onredelijk worden geacht.
Het betoog van [appellant] dat in het restaurant Tio Pepe dat is gevestigd op het perceel Spuistraat 3B wel eenzelfde soort tussenvloer mag worden gebruikt voor horecadoeleinden, leidt niet tot een ander oordeel, reeds omdat het dagelijks bestuur onweersproken heeft gesteld dat dit gebruik, dat plaatsvindt sinds 1975, ingevolge het destijds geldende bestemmingsplan "Westelijke Grachtengordel" was toegestaan. Ook het betoog van [appellant] dat het dagelijks bestuur onzorgvuldig heeft gehandeld door geen onderzoek ter plaatse te doen, leidt niet tot een ander oordeel, nu hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat zulks noodzakelijk was.
Onder deze omstandigheden heeft de rechtbank terecht geoordeeld dat het dagelijks bestuur in redelijkheid vrijstelling voor het bouwplan heeft kunnen weigeren.
2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.G.P. Oudenaller, ambtenaar van Staat.
w.g. Slump w.g. Oudenaller
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 4 maart 2009